Als je vanaf het Timorplein de Sumatrastraat inloopt, stuit je na driehonderd meter op een klein plein. Het is een wat merkwaardig pleintje, met een overvloed aan speeltoestellen, bankjes, stoepranden en hekken. Maar het is ook wel sympathiek, misschien omdat het meer een restruimte is dan een echt ontwerp. Op deze plek kruist de Sumatrastraat namelijk de Eerste Atjehstraat en van alle huizenblokken is gewoon een schuin stuk afgesneden, zoals dat in Barcelona bijna overal is gebeurd. Zo bleef een ruitvormig plein over.
Een officiële naam heeft het niet, de meeste mensen noemen het simpelweg het Atjehplein. Mensen die er al lang wonen praten over het Brillenplein, naar het kunstwerk in de vorm van een reusachtige stalen bril dat hier tot eind jaren negentig stond. De fietsenwinkel op de hoek deed een poging door zich ‘Het Fietsenplein’ te noemen. En ooit was er nog een andere naam in omloop, blijkt op een ingekleurde prentbriefkaart uit 1920: Sumatraplein. Voornaam zag het er toen uit, met veel groen en bankjes.
De Indische Buurt hield hier indertijd nog abrupt op. Sumatrastraat 72, op de hoek van het plein, was het laatste huis, daarna begonnen de sloten en weilanden. Tot in 1923 het startsein werd gegeven voor de tweede fase van de Indische buurt: het polderlandschap verdween onder een laag zand en in no time verrezen er achtduizend woningen in de stijl van de Amsterdamse School. Ook de Sumatrastraat is toen doorgetrokken, ze werd ruim vier keer zo lang. De nieuwe Indische Buurt was geboren, het was in die tijd de ‘grootste voorstad van het land’.
Als je vanaf het plein naar het zuiden loopt, zie je inderdaad overduidelijk dat je een nieuwe buurt betreedt. De typische smalle bakstenen huizen van de late negentiende eeuw maken plaats voor grote gesloten bouwblokken. Maar er is iets vreemds aan de hand: er is geen spoor te bekennen van de architectuur van de Amsterdamse School in de nieuwe Indische buurt, de blokken dateren overduidelijk uit de tijd van de stadsvernieuwing, uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw dus.
De nieuwe Indische buurt van toen was namelijk binnen een halve eeuw het veen ingezakt, omdat speculanten niet de tijd hadden genomen om de grond in te laten klinken, bovendien knoeiden aannemers op grote schaal met heipalen. Gevels scheurden en voordeuren kwamen letterlijk onder straatniveau te liggen. Sloop was onvermijdelijk, dus loop je nu door de nieuwe nieuwe Indische Buurt. Die er inmiddels al weer behoorlijk sjofel bijligt.
De oude Indische Buurt was er ten tijde van de stadsvernieuwing ook slecht aan toe, maar omdat de huizen beter waren gebouwd, kregen ze een tweede kans. In de jaren negentig, toen de stad weer aan populariteit won, betrokken de eerste studenten, kunstenaars en andere nieuwe stedelingen de oude etages. Na de eeuwwisseling werd het oude deel van de buurt snel populairder, met als voorlopig hoogtepunt de renovatie van de ambachtsschool aan het Timorplein, waar een hostel, twee filmzalen en 36 bedrijfsruimtes voor startend ondernemers onderdak vonden.
Het succes blijft vooralsnog beperkt tot het noordelijke deel van de Sumatrastraat, hier vind je inmiddels achttien winkels en zeven cafés en restaurants. Op de 950 meter die daarna komt, zijn er nog maar drie winkels en een verlopen Surinaams café met een ‘1 Uursregel’: om in- en uitlopen te voorkomen mag je als je eenmaal naar buiten gaat een uur lang niet meer binnenkomen.
Het stadsdeel en de drie grote woningcorporaties willen het zuidelijk deel van de buurt een impuls geven. Zo moeten grote woningen en horeca ‘docenten en studenten van het Sciencepark’ naar het Sumatraplantsoen aan het einde van de straat trekken. Parkwonen is het thema dat daarvoor is gekozen. Stadssocioloog Arnold Reijndorp, die de buurt al sinds eind jaren tachtig volgt, vindt dat onzin. ‘Niet alles hoeft hip te zijn’, betoogt hij en bovendien hebben de jonge nieuwe stedelingen volgens hem helemaal geen behoefte aan dure koopwoningen als ze uit hun etage in de oude Indische Buurt groeien. Mik op grote, goedkope woningen voor gezinnen is zijn advies en benut daarbij de ‘prachtige pleinen’ van de buurt, die eenzelfde ‘elegante stedelijkheid’ hebben als Plan Zuid.
Als je met Reijndorps blik vanaf het plein zonder naam de Sumatrastraat verder uitloopt, ziet de nieuwe Indische Buurt er ineens heel anders uit. De brede, shabby Insulindeweg die je oversteekt zou, net als voor de oorlog, weer groene gazons in het midden kunnen krijgen. Kijk maar naar de huidige Apollolaan in Zuid om te zien hoe mooi dat is. Het Ambonplein, iets verderop links met de Majellakerk, en de uitloper van het Boniplein rechts met een voetbalkooi: beide geven ze de straat lucht en ruimte.
Als je dan de hoek omslaat is het in eerste instantie even slikken: het blok aan de rechterkant is vuilwit, de kozijnen zijn van plastic en de scheuren in de gevel zijn slordig dichtgesmeerd. Dit pand in de stijl van de Amsterdamse School staat op de nominatie gesloopt te worden. Zonde dat het niet gerenoveerd wordt, want het is een mooi blok. Hetzelfde geldt voor het monumentale blok verderop in de straat, aan het Sumatraplantsoen. Ook dit gaat tegen de vlakte en het is nog maar te hopen dat de nieuwbouw straks net zo goed zal passen bij het prachtige plein.
Jammer is vooral dat de straat doodloopt op ondoordringbaar struikgewas, ineens is alle ruimte verdwenen. Als je op een plattegrond kijkt, zie je dat achter deze bosjes de in onbruik geraakte joodse begraafplaats Zeeburg ligt – het Jodenmanussie in de volksmond. Haal een deel van de struiken weg, leg een smalle brug over de begraafplaats en je kunt zo door het Flevopark naar het Nieuwe Diep lopen of fietsen. Dat zou de Sumatrastraat net als begin vorige eeuw weer eindigen met een weidse blik over het groen.