Een zachte wastafel

PublicatieIntermediair, 16 oktober 1997

Wastafels zijn van geglazuurd keramiek: hard, glad en koud. De properheid glimt je onverbiddelijk tegemoet. In garages en werkplaatsen staan nog weleens roestvrijstalen wasbakken, maar daaraan stoot je je minstens zo gemeen.

Wastafels zijn van geglazuurd keramiek: hard, glad en koud. De properheid glimt je onverbiddelijk tegemoet. In garages en werkplaatsen staan nog weleens roestvrijstalen wasbakken, maar daaraan stoot je je minstens zo gemeen. Een botsing met de wastafel van Hella Jongerius (34) is een aangename verrassing, deze lijkt gemaakt van het stevige rubber van gootsteenontstoppers. Eigenlijk is het meer een wasbekken dan een wasbak. ‘Er gaat maar anderhalf tot twee liter water in, te weinig voor een handwasje. Ook voor een gezin met kinderen is hij niet echt praktisch. De wasbak draagt er vooral toe bij om van wc’s en badkamers aangenamere plaatsen te maken, die echt bij het huis horen.’ Ze heeft er pas vijf gemaakt, maar naar aanleiding van een publicatie in De Architect kreeg ze deze maand ruim dertig reacties van architectenbureaus.
Jongerius experimenteert al vijf jaar met poly-urethaan, beter bekend onder de afkorting ‘pur’. Eerder maakte ze er zachte badmatten en flexibele bloemenvazen van. ‘Ik ben verliefd op pur, materiaal interesseert me meer dan vorm. Het is geen materiaal voor de eeuwigheid, na een jaar of tien raakt het aangetast. Voor mij is dat geen bezwaar, ik houd van actuele ontwerpen. Mode is voor mij een belangrijke inspiratiebron. Overigens is pur wel bestand tegen warmte en kou en is het goed schoon te maken.’
De wasbak is ontstaan uit materiaalexperimenten met een kleine ronde kom van flexibel pur. ‘Ik werk nooit achter een tekentafel, altijd met mijn handen. Toen ik die halve bol van boven ver indeukte, ontstond een prachtige holte. In eerste instantie riep het de suggestie op van een zeepbakje. Maar de vorm was veel te monumentaal voor zoiets kleins. Pas toen kwam het idee van een wasbak.’ Om de dubbelgeklapte rand de juiste vorm te geven, schakelde Jongerius een modellenmaker in. ‘Dat was een financieel risico, want vooraf was volstrekt onduidelijk of mijn vorm mogelijk was.’
Door verwarmde plastic platen vacuüm te trekken over een gipsen model van de wasbak, maakten ze een binnen- en een buitenmal. In deze mal werd het pur overal even dik, daardoor ontstonden lelijke plooien bij het dubbelklappen. ‘Je moet steeds goed kijken wat het materiaal wil, waar het ondersteuning nodig heeft. We hebben extra laagjes op de binnenmal aangebracht zodat de onderkant van de wasbak dunner werd dan de bovenkant. De rand zelf maakten we het dunste. In twee weken hadden we een prototype gegoten, net op tijd voor de ontwerpbeurs van Milaan.’
Pur wordt in de industrie veel gebruikt, meestal is het keihard. Maar door minder verharder toe te voegen kan deze twee-componentenkunstof ook zacht blijven. De kleur heeft veel hoofdbrekens gekost. Een paar druppels kleurstof geven al een ondoorzichtige, egale kleur en Jongerius wilde een halfdoorzichtige wasbak met een levende, goudbronzen kleur. ‘Voor de materiaalresearch heb ik DMD benaderd, een van de weinige bedrijven die dit soort risicovolle projecten aandurven. Industrieel ontwerper Taeke Bulstra van DMD heeft twee jaar geëxperimenteerd, die investering verdienen ze nooit terug. Eigenlijk is Bulstra meer de held van dit materiaal dan ik.’
Voorlopig maakt Jongerius de wasbakken van 1.400 gulden nog met de hand. Ze mengt pur met de hand, giet het in de doorzichtige mal, tikt de luchtbellen eruit en schroeft ten slotte beide helften van de mal met twaalf vleugelbouten vast op elkaar. De klant moet de halve bol zelf omklappen. Vervolgens moet hij de wasbak in de breedte uitrekken voor hij hem tegen de muur schroeft. ‘De spanning in het materiaal geeft de benodigde stevigheid. Ik moet nog een gebruiksaanwijzing maken met de optimale breedte.’ Bij het pakket zitten een roestvrijstalen sifon en een rond roostertje. ‘Een sifon van rubber was te ingewikkeld, je moet hem uit elkaar kunnen halen om de haren eruit te halen. Bovendien zie je door de stalen standaardelementen meteen dat het een wasbak is, dat maakt het minder designerig.’
Na vijftien tot twintig wasbakken is de mal op, daarna moet Jongerius samen met MDM beslissen of ze serieproductie aandurven. ‘Voor een ander model van mijn wasbak, een kleine schelpvorm, heeft MDM al een stalen mal gemaakt. Daarin kunnen driehonderd stuks worden gespuitgiet.’ Serieproductie van de grote wasbak zou zakelijk een succes zijn, toch zou Jongerius die stap ook betreuren. ‘Series leiden tot perfectie en daarmee tot eenvormigheid. Industriële productie haalt de emotie eruit, de maker verdwijnt. Eigenlijk vind ik het wel prettig dat er nu een hand- en een seriegeproduceerde wasbak naast elkaar bestaan.’ In ieder geval weerspiegelt de combinatie Jongerius’ positie, die het midden houdt tussen kunstenaar en industrieel ontwerper.
Voor de ‘zeldzame onbevangenheid’ van haar wastafel krijgt Jongerius op 20 oktober de aanmoedigingsprijs voor industrieel ontwerp 1997 van het Amsterdams Fonds voor de Kunst. De prijs van 7.500 gulden is precies even groot als haar investering in de mal.
 

Gerelateerde artikelen