De rotonde van Klein Eiland vind je aan het einde van de Tweestationsstraat. Deze routebeschrijving doet een van de meest romantische ronde punten van het Brussels Gewest vermoeden, maar als ik erheen fiets zie ik enkel fabriekshallen, distributiecentra, twee grote gashouders en veel leegstaande panden. De firma ‘Te Huur’ doet hier goede zaken.
Pas als ik er vlakbij ben, zie ik op de rotonde een klein huisje staan, met smeedijzeren hekken die uitnodigend open staan. Met gevaar voor eigen leven – hier wordt hard gereden – loop ik het middeneiland op. De hekken blijken vast in de grond te zitten, ze kunnen helemaal niet dicht. Ik gluur door de ramen en zie een matras met een bruine deken, een flesje water, een spiegeltje en twee slippers die netjes naast elkaar staan. Huiselijke orde te midden van een postindustrieel landschap.
Nieuwsgierig naar de bewoner neem ik de weken daarna af en toe poolshoogte, maar de spullen liggen elke keer exact op dezelfde plek, blijkbaar is het te koud geworden en is de rotondeman – een vrouw in zo’n kaal huisje is moeilijk voorstelbaar – vertrokken. Zonder adreswijziging, dus ga ik maar achter de geschiedenis van het huisje aan.
Jean Claude Haenen, de archivaris van Anderlecht, vertelt dat vroeger vlak bij de rotonde de gebouwen van het goederenstation lagen. Eind negentiende eeuw is dat aangelegd om Midi te ontlasten, vandaar de naam van de straat. Een eeuw later was het alweer voorbij, een van de seinhuisjes is gered van de sloop en op het middeneiland gezet als herinnering.
En de naam Klein Eiland? Dat blijkt niet naar een eiland te verwijzen, maar naar de herberg die hier stond toen de Zenne nog bekoorlijk door het landschap meanderde en de Brusselaars zich hier vermeiden. Als de wind tenminste niet uit het noorden kwam en de stank van de leerlooierijen en vooral van de opslagplaats van beenderen hierheen blies. ‘Stinkend Anderlecht’ heette dit gebied in de volksmond, en dat maakt aan alle romantische associaties definitief een einde.