Ruim zevenduizend hoogspanningsmasten staan als prehistorische staketsels verspreid over Nederland. Ze lijken afkomstig uit een reusachtige meccanodoos: de ijle constructies bestaan bijna geheel uit hoekprofielen en bouten. In 1993 ontwikkelden de Samenwerkende elektriciteitsproducenten (Sep) een geheel nieuw type mast. De constructie bestond uit dikke gasbuizen in plaats van dunne stalen strips. ‘Helaas bleek het ontwerp net te duur voor de aanleg van de nieuwe hoogspanningsleiding tussen Zwolle en Eemshaven’, zegt Bert Prins (51) met spijt in zijn stem. Als hoofd Lijnen van de Sep stond hij aan de wieg van de buismast.
Voor de 380.000-Voltlijn naar de elektriciteitscentrale aan de Eems zijn dus toch de oude hoekprofielmasten gebruikt. ‘Met een reeks kleine aanpassingen hebben we de prijs van de masten verlaagd en de veiligheid vergroot. Om het landschap te sparen volgt de nieuwe 380-kVlijn bovendien zo veel mogelijk de bestaande route van regionale 110 kV-lijnen. Dit is het eerste tracé met verschillende spanningsniveaus, vroeger zouden we gewoon een aparte lijn hebben aangelegd.’
Hoogspanning wordt getransporteerd over drie fasen wisselstroom, elke fase moet gescheiden worden opgehangen om kortsluiting te voorkomen. In verband met de bedrijfszekerheid lopen er over een mast meestal twee circuits, dus tweemaal drie fasen. Voor de ophanging zijn maar een paar basisvormen mogelijk. De drie fasen kunnen aan beide zijden boven elkaar hangen, dat levert het hoge Dennenboommodel op dat vooral in Duitsland populair is. In het Nederlandse rivierengebied werken hoge masten storend, daarom liggen de fasen bij het lage Maas-Waalmodel naast elkaar. ‘Voor het nieuwe traject hebben we het compacte Donaumodel gebruikt waarbij de 380 kV-fasen in twee driehoeken met de punt naar boven zijn geplaatst op twee traversen [dwarsarmen TvdB]. Op de stukken waar ook 110 kV overheen moet, hangt daaronder een extra traverse met tweemaal drie fasen naast elkaar.’
De nieuwe masten zijn compacter dan vroeger. ‘De monteurs klimmen niet langer over klimpennen aan de buitenkant van de poten, maar over ladders aan de binnenkant. Zo konden we de draden aan beide zijden anderhalve meter dichter bij de mast hangen en het tracé versmallen.’ Het klimmen is vergemakkelijkt door de ladders schuin te plaatsen en rustplateaus aan te brengen. Voor de veiligheid van de monteurs zat op de traversen van de oude masten een ‘preekstoel’ gemonteerd. Dit ‘veiligheidshek’ is in het nieuwe ontwerp geïntegreerd in de constructie. ‘Dat is nog veiliger en scheelde bijna twee ton staal per mast. De heipalen konden hierdoor ruim een meter korter worden.’
Bij het ontwerp profiteerde Prins ook van de versoepelde normen: de NEN 1060. ‘Door gebrek aan nauwkeurige inzichten waren de normen decennialang te ruim gesteld. De draden hangen aan een isolatorketting van glazen potten. Vroeger moesten die uit 28 delen bestaan, nu zijn het er nog maar 26. Bij drie traversen scheelt dat driemaal twee schoteltjes, daarmee kon de mast een meter lager worden.’ Een betere kwaliteit staal maakte de mast lichter en ranker. ‘Vroeger werkten we met een combinatie van de kwaliteiten Fe510 en Fe400. Voor deze lijn hebben we uitsluitend het hoogwaardige Fe510 gebruikt Daarmee kun je grotere vakwerken construeren.’
Om te voorkomen dat onderhoudsmonteurs werken aan een leiding onder spanning, is een vierdubbele beveiliging aangebracht. ‘Vanuit Utrecht gezien is het buitenste circuit altijd zwart, het binnenste circuit is wit. Een bordje op de mastpoot is in de kleur van het bovenliggende circuit geschilderd, voor kleurenblinde monteurs is daarin een grote ‘Z’ of ‘W’ geperforeerd. Bovendien moeten ze bij onderhoud een vlag met de kleur van het uitgeschakelde circuit in een houder aan de mastpoot steken. De zwarte vlag heeft een vierkante stok, die alleen in de vierkante vlaggenhouder past. Boven gekomen moeten de monteurs ten slotte nog meten of de spanning er inderdaad af is.’
Ondertussen droomt Prins nog steeds van de buismast die hij in 1993 ontwikkelde. ‘We hebben op ware grootte een prototype van die mast gebouwd en in het Duitse Mannheim getest. Die voldeed ruimschoots aan alle technische verwachtingen.’ De mast bestond uit slechts zeven prefab segmenten, Prins had in Rusland al een toezegging voor de huur van ’s werelds grootste transporthelicopter om de masten te plaatsen. Verzinken en schilderen zou niet langer nodig zijn, de buizen werden behandeld met een coating van glasschubben en polyester die 25 jaar onderhoudsvrij is. ‘Begin jaren negentig verdienden de buisproductiebedrijven goud geld in de offshore en daardoor offreerden ze hoog. Ook na aftrek van de besparing op de onderhoudskosten en een extra investeringsimpuls voor een hogere landschappelijke kwaliteit en een lagere milieubelasting kwamen we tien procent te duur uit.’ En dat is veel op een investering van ruim honderd miljoen. Het proefmodel is inmiddels gesloopt en omgesmolten, wat rest zijn foto’s en een maquette. ‘Dat was zuur, maar ik ben ervan overtuigd dat de buismasten er ooit nog komen’.
Hoogspanningsmast spaart landschap
Publicatie | Intermediair, 27 november 1997 |
---|
Ruim zevenduizend hoogspanningsmasten staan als prehistorische staketsels verspreid over Nederland. Ze lijken afkomstig uit een reusachtige meccanodoos: de ijle constructies bestaan bijna geheel uit hoekprofielen en bouten.