Normaal kies ik een knooppunt en zoek daar vervolgens een expert bij om me te vergezellen, maar bij Waterberg ging het andersom. Ik wilde graag een keer met Jan Willem de Jager op stap omdat hij mede-auteur is van het recent verschenen driedelige standaardwerk Kijk op de ruimtelijke kwaliteit van Rijkswegen, maar vooral omdat hij een oudgediende is. Hij heeft nog gewerkt voor de roemruchte Afdeling Verkeerswegen van Staatsbosbeheer en de latere Dienst Landelijk Gebied, die tot de decentralisatie eind jaren negentig verantwoordelijk was voor de landschappelijke inpassing van wegen. Dus vroeg ik hem welk knooppunt hij graag wilde laten zien en dat was Waterberg.
Napoleon
Op een vroege donderdagochtend pikt De Jager me op aan de achterzijde van station Arnhem en we rijden over de Apeldoornseweg annex N784 naar het knooppunt: ‘Dit is een oude rijksweg die nog uit de tijd van Koning Willem I stamt en dat zie je nog aan de aan de ontwerpprincipes die zijn ingevoerd onder Napoleon: lange rechtstanden, in de zandgebieden van kerktoren naar kerktoren en een omlijsting met bomen.’ De toon is gezet.
We parkeren de auto op de Carpool Arnhem-Noord, negeren het kleine gele busje dat forensen op werkdagen in de ochtenduren van koffie voorziet en lopen terug langs de oude rijksweg onder de A12 door. Daar draait De Jager zich om en wijst aan hoe gecompliceerd de knoop in elkaar zit: ‘Een echte kruising is het niet, het is een T-splitsing: de A50 komt uit het noorden en stuit hier op de A12 die van west naar oost loopt. Maar je hebt ook nog de oude rijksweg die als uitvalsweg van Arnhem fungeert, en aan de zuidkant, waar we nu staan, moest ook die worden aangesloten. Dat alles zorgde voor een flinke puzzel, met onder andere een kwart klaverblad en een kwart Haarlemmermeeraansluiting.’
Het duizelt me, dus ik vraag maar snel of de lieflijke plas in de oksel daar altijd al lag. ‘Dat ven is al voor de aanleg van de knoop gegraven en vervolgens uitgediept en vergroot om de biodiversiteit te verhogen. Na de grote bosbrand op de Koningsheide heeft het ven ook de functie als blusvijver gekregen.’ Soms blijkt een natuurlijke inpassing zich dus spontaan aan te dienen.
Twee kelderverdiepingen
Bij de verkeerslichten steken we de oude Rijksweg over en komen op een zandpaadje, dat blijkens een bordje een officieel wandelpad is. Een stevig, manshoog hekwerk aan onze rechterzijde scheidt ons van de boog die vanaf de A12 naar de oude rijksweg voert; het onderste deel van het hek is fijnmazig en zorgt ervoor dat klein wild zoals dassen en konijnen niet de weg op kan schieten, het bovenste gedeelte is grover en houdt reeën tegen. Voor kleine dieren die toch aan de snelwegzijde terechtkomen, zit er op regelmatige afstanden een klep in het hek die alleen naar buiten open kan. ‘Op de hele Veluwe zijn de snelwegen op deze manier ingerasterd,’ zegt De Jager, ‘onze mensen lopen ze minimaal een keer per jaar langs om ze te inspecteren.’
We volgen het langzaam stijgende pad en krijgen daardoor steeds meer zicht op het knooppunt. In een zee van groen – met het lichte groen van net uitgelopen berken en verderop het donkere wintergroen van dennen – zien we de A12 lopen, net iets lager dan waar wij staan. De aansluiting van de A50 in westelijke richting loopt daaronderdoor en daar weer onder ligt de aansluiting in oostelijke richting. De Jager: ‘Om de knoop zo compact mogelijk te houden en de impact op de omgeving zo klein mogelijk, hebben we hem uitgegraven in de heuvel. Hier hebben we geen fly-overs gemaakt, zoals bij de meeste knooppunten, maar dive unders. Zo ontstonden twee kelderverdiepingen.’
Met een brede glimlach zet hij zijn rugzak op de grond, haalt er een drone uit en zet die met snelle bewegingen in elkaar. Hij laat het toestel van nog geen halve meter opstijgen en laat me meekijken op zijn scherm. De op- en afritten, de doorgaande A12, het kwart klaverblad – ineens wordt de constructie van het knooppunt helder, alsof je naar een levensgrote maquette kijkt. Hij maakt een paar foto’s, laat de drone landen en pakt de boel weer in. Poppetje gezien, kastje dicht – we zijn hier tenslotte voor de beleving op ooghoogte, niet voor de almachtige ontwerpersblik.
Wat niet te zien is, vanaf de grond noch vanuit de lucht, is het effect van de ingenieuze manier waarop de heuvel bij de aanleg van de knoop is afgegraven. De Jager legt uit: ‘De Waterberg, waar het knooppunt naar vernoemd is, heet zo omdat het grondwater hier door kleischollen omhoog wordt gedrukt, dus letterlijk bergop. We hebben de berg “natuurtechnisch ontgraven”, wat betekent dat je tijdens het graven de ondergrond voorzichtig aftast. Op plekken waar het water opwelt, hebben we een soort drempels gemaakt, zogenaamde verticale steilrandjes, in de hoop dat daar andere vegetatie zou komen. Helaas, de berken die spontaan opkwamen overwoekerden alles.’ Hij haalt zijn schouders op: ‘Ontwerp is een aanzet, daarna neemt de natuur het over.’
Een spontane JOP
Als we verder lopen zie ik tussen de bomen ineens een staketsel van ruwe planken. Het onderkomen van een dakloze? Die zie je rond knooppunten immers vaker. Dichterbij gekomen zien we een plek waar het bovenste, grove deel van het gaas is omgebogen, ik wring me ertussendoor en kom bij een provisorisch getimmerde picknickplek met een vuurplaats, houten banken en een soort kraal. Geen sporen van bewoning, dit is eerder het werk van jongens die een geheime plek hebben gebouwd, een spontane JOP, zoals een Jongeren Ontmoetingsplaats in ambtelijk jargon heet. De Jager kan er wel om lachen en omdat hij constateert dat het hek als barrière voor beesten nog goed functioneert, heeft hij geen haast om er melding van te maken.
Aan het einde van het zandpad komen we op een kruising met wandelroutes in elke richting, we slaan rechtsaf en lopen via aan geasfalteerd fietspad onder een viaduct door, vervolgens nog onder een tweede en dan staan we in de knoop. Triomfantelijk kijkt De Jager me aan, ik zeg maar niet dat ik op Google Maps al had gezien dat het fietspad zich er onderdoor boort. Maar de twee onderdoorgangen om de knoop weer uit te komen verrassen me wel: dat zijn geen viaducten, maar ellipsvormige tunnels. Een mooie technische oplossing vindt De Jager: ‘Je zet een gebogen stalen tunnelbuis in het werk en stort daar het zandlichaam bovenop waardoor de buis langzaam breder wordt. Vooraf weet je niet precies hoeveel breder. En het mooie is dat ze ook heel goed te recyclen zijn.’
Na de twee tunnels, die elegant in een bocht liggen, voert het fietspad over een breed wildrooster om de beesten buiten te houden. Maar niet alle dieren zijn gelijk: paarden mogen er wel in, tenminste als er een ruiter op zit die het hek naast het fietspad openmaakt. Zowel het fietspad als het ruiterpad lagen er al voor de komst van het knooppunt, ze hoorden dus bij de functionaliteit die Rijkswaterstaat bij de aanleg moest handhaven.
Ontwerpbewust beheren
Bij het paardenhek staat een door de gemeente gesanctioneerde picknicktafel, maar we stoppen niet en lopen door een lichte miezerregen verder over een lange, rechte zandweg naar het noorden. Aan onze linkerhand bossen en de Koningsheide, rechts de A50.
Een soldaat met volledige bepakking komt ons tegemoet lopen, zijn blik is vlak: niet denken hoe ver het nog is, gewoon de ene voet voor de andere. Parallel aan de snelweg vliegen twee straaljagers naar het zuiden. Het is moeilijk te missen dat Defensie in de buurt beschikt over legerbases, oefenterreinen en een vliegveld, en dat er spanningen zijn aan de Russische grens. Onverstoorbaar wijst De Jager op een grindbed in de berm van de snelweg dat dient om regenwater beter te laten infiltreren.
Na anderhalve kilometer komen we bij een kruising en kunnen we rechts met een viaduct over de A50, die hier wat verdiept is aangelegd. Voor de komst van snelweg en knoop kruiste de anderhalve kilometer zandweg die we hebben gelopen maar liefst vijf zandwegen die van west naar oost liepen; vier daarvan lopen nu dood, dat deze weg gered is komt doordat de brandweer dat eiste.
Boven op het viaduct, waarop met blauwe verf ‘Stop Navo’ staat gespoten, wijst De Jager naar het noorden, waar de snelweg een flauwe bocht naar rechts maakt: ‘Tot hier lopen de A50 en de oude rijksweg parallel, na die bocht loopt de snelweg een stuk over het tracé van de oude weg. Daar hebben we, als historische verwijzing, eiken in de middenberm geplant en zo de suggestie gewekt dat de bomenrij doorloopt. Helaas wordt er al 35 jaar niet goed beheerd: bomen worden niet ingeboet – het vervangen van exemplaren die niet zijn aangeslagen – en er schiet overal struikgewas op. Een beetje teleurgesteld: ‘Het is een rommelige groene strook geworden, zo verliest dit deel van het tracé zijn eigen identiteit. Het is terecht dat “beheerbewust ontwerpen” bij ons het uitgangspunt is, maar daar hoort ook het omgekeerde bij, namelijk “ontwerpbewust beheren”. Die balans ontbreekt.’
En hij heeft nog iets dat hem pijn doet. Weer wijst hij naar de weg: ‘De A50 is ontworpen zonder geleiderail, zodat je het gevoel krijgt dat je echt door een bos rijdt. Maar ja, het werd drukker en de vluchtstrook moest een spitsstrook worden. Dus kwamen er camera’s, lichtmasten en portalen voor de DRIP’s – de Dynamisch Route-informatiepanelen. En ja, dan vereist voor de veiligheid in de middenberm een dubbele geleiderails en in de buitenberm bij obstakels een enkele. Niets aan te doen, maar het gevolg is wel een infralandschap op de Veluwe.’ Je zou, met een variatie op zijn eerdere uitspraak, kunnen zeggen dat het ontwerp een aanzet is, maar dat daarna de verkeersontwikkelingen het overnemen.
Alignement?
Aan de overkant komen we al snel bij de oude rijksweg, tegenwoordig de Apeldoornseweg annex N784, die eerst langs het Nationaal verstrooiterrein Delhuyzen voert, waar rossige heckrunderen grazen, en verderop langs de Rosendaelsche Golfclub, een van oudste golfbanen van Nederland. Beide voorzieningen voegen zich keurig naar de bosrijke omgeving. Ook de weg zelf is, naar napoleontische traditie, omzoomd met bomen.
‘Oorspronkelijk waren het beuken,’ vertelt De Jager, ‘maar toen de A50 werd aangelegd en we ook deze weg onderhanden namen, bleken die te oud om te handhaven. Met het oog op de klimaatverandering hebben we toen gekozen voor eiken, en vanaf de golfbaan voor beuken.’ De dubbele rij bomen, die inmiddels al flink uit de kluiten zijn gewassen, is in ‘driehoekverband’ geplant, als leek zou ik zeggen: om en om.
Terwijl we verder richting carpoolplaats gaan laat De Jager zien wat alignement is, het basisprincipe van de weginpassing. ‘Horizontaal alignement zijn de bochten die de weg maakt. En verticaal alignement zijn de verschillen in hoogteligging.’ Dat eerste snap ik, maar dat tweede? Kijk, zegt hij: ‘Links zie je het fietspad, dat golft met het terrein mee. De oude rijksweg trekt al meer zijn eigen hoogtelijn en deint daardoor een stuk minder. En de snelweg rechts trekt een bijna rechte lijn, dwars door de welvingen van het landschap.’
Maar hij laat ook details zien. Zo ontbreken er op plekken waar een verkeersbord in de berm staat zeven bomen, om te zorgen dat automobilisten ze goed kunnen lezen. En halverwege ligt er rechts een korte zandweg, die direct op de snelweg uitkomt: een shortcut voor hulpdiensten en weginspecteurs die snel de snelweg af willen.
Kennis vastleggen
Terug op de parkeerplaats, zegt De Jager: ‘Heb je nog tijd? Dan laat ik je nog een paar andere knooppunten zien.’ Ja graag, en dus rijden we een grote ronde rond Arnhem en Nijmegen. Onderweg vertelt hij dat de invloed van de ruimtelijke discipline bij knooppunten relatief klein is: ‘Het primaat ligt bij het technisch ontwerp met boogstralen en obstakelvrije zones, heel kwantitatief allemaal. Bij de aanleg van de weg hebben we meer mogelijkheden om het technisch ontwerp en ruimtelijk ontwerp samen op te laten gaan.’
Is dat de reden waarom knopen in zijn boek Kijk op de ruimtelijke kwaliteit van Rijkswegen slechts een ondergeschikte rol spelen? ‘Ja, in dit boek hanteren we de onderverdeling in netwerk, route, traject, lokaal. En knooppunten vallen voor ons onder het lokale niveau, net als verzorgingsplaatsen en aansluitingen.’ Toch is hij ondertussen al bezig om ook de lokale ruimtelijke kwaliteit vast te leggen, ‘want als het alleen in de hoofden van mensen zit, dan verdwijnt het als ze met pensioen gaan.’ Voor hem zelf breekt dat moment over anderhalf jaar aan.
Feiten
- Naam: Waterberg (naar een nabijgelegen boerderij en bosgebied)
- Opening: 1992
- Soort: combinatie van een trompetknooppunt en een stackknooppunt, verweven met een lokale aansluiting
- Lengte wandeling: 5,25 kilometer, waarvan 46 procent onverhard of gravel
- Panorama’s: bos en heide
- Startpunt met ov: bushalte Golflinks, Arnhem (lijnen 231 en 302 vanaf Arnhem Centraal)
- Laadpaal elektrische auto’s: Carpool Arnhem-Noord (Fastned)
- Bankjes: een officiële picknicktafel en een zelfgetimmerde hangout
- Eten en drinken: Let’s Coffee, mobiele koffietent op de carpoolplaats (werkdagen van 6.30 tot 9.30 uur). Iets verderop zit Postillion Hotel Arnhem, Europaweg 25
- Bijzonderheden: oorspronkelijk zou het knooppunt Moscowa gaan heten, naar de nabijgelegen begraafplaats en boerderij, maar die naam werd te beladen bevonden
Route
- De route staat op Komoot
