De Brabander beschouwt zichzelf als een gemoedelijk mens, die graag tijd maakt voor een praatje. Zijn provincie ziet hij ook zo: landelijk, kleinschalig, rustig, vriendelijk. Heel anders dan ‘daar boven de rivieren’. In de Randstad voert jachtigheid immers de boventoon en is het landschap overwoekerd met wegen, huizen en bedrijven. Maar als je naar de cijfers kijkt, blijft er van dit zelfbeeld van zandwegen en dorpspompen niet veel over.
Brabant is bij uitstek een geïndustrialiseerde provincie. Drie snelwegen doorklieven haar van oost naar west: de A59, A58 en A67. Voor het noord-zuidverkeer zijn maar liefst zes asfaltpistes aangelegd: de A73, A50, A2, A27, A16 en A4 – aan deze laatste wordt overigens nog hard gewerkt.
Alles bij elkaar is het vlechtwerk ruim 475 kilometer lang en daarmee heeft Noord-Brabant het uitgebreidste snelwegennet van Nederland. Elke vijfde kilometer snelweg ligt op Brabants grondgebied. Bij bedrijventerreinen moet Brabant alleen Zuid-Holland voor laten gaan, maar het verschil is minimaal, slechts twee procent.
Voor al deze moderniteit sluit de Brabander graag de ogen en het landschap is hem daarbij genadig: dennenbossen, maïsvelden en de lichte glooiingen van het terrein wissen de infrastructurele sporen weliswaar niet geheel uit, maar ze slijpen er wel de harde kantjes vanaf. Anders dan in het vlakke veenweidegebied zijn snelwegen in een klassiek coulissenlandschap eerder stippellijnen dan genadeloze strepen die vele vierkante kilometers landschap domineren. En als de werkelijkheid dan toch nog te onverbloemd aan het licht treedt, laat de Brabander wat schaamgroen aanrukken. De strenge geest van Mondriaan is hier ver weg, dit is het land van Van Gogh.
Maar belangrijker dan alle groene coulissen bij elkaar is het Brabantse vermogen om weg te kijken van de grootschalige moderniteit en het oude land te blijven zien. Noem het een katholieke manier van kijken, die minder koel registerend is dan de protestante, die eerder symbolisch en magisch is.
Landelijkheid schuilt, net als schoonheid, in het oog van de waarnemer. Maar zelfs het meest geoefende oog moet natuurlijk wel aangrijpingspunten hebben en die worden bedreigd. Neem het eenzame Mariakapelletje dat bij Eindhoven aan de voet van de A2 ligt, ingeklemd tussen een transportbedrijf en een van de dertigduizend filialen van McDonald’s.
Het kapelletje is in 1950 op een T-splitsing van veldwegen gebouwd door de gelovigen van de parochie Strijp, uit dankbaarheid dat ze niet waren getroffen bij de bombardementen op de Philipsfabrieken. Eind jaren zestig is het kapelletje al eens tweehonderd meter verplaatst om ruimte te maken voor een grote ontsluitingsweg en nu moet hier i-Park verrijzen, een ‘toptechnologisch zakelijk centrum’ op en rond de snelweg. De gemeente Eindhoven wil het bakstenen bouwseltje daarom verplaatsen naar een nabijgelegen Vinex-locatie, maar de gelovigen van Strijp weren zich: zij willen hun heiligdom binnen de parochiegrenzen houden, bijvoorbeeld in het park tegenover het Evoluon.
Maar waarom uitwijken? Waarom niet gewoon de hoogte in? Zet de heilige Moeder Maria ter Welschap met kapel en al op een flinke sokkel, zodat ze uittorent boven het reusachtige geluidsscherm dat haar nu aan het oog onttrekt. Zo krijg je aan deze tienbaanssnelweg een prachtig memento credo, waarbij je zelf mag beslissen of het een oproep is om te blijven geloven in god, of in een landschap dat meer is dan een bedding voor infrastructuur.
Gepubliceerd in: De Mobilist – Eerste snelwegkrant van Nederland