Schroot wordt handel

PublicatieOneWorld Magazine, 3 september 2013
BeeldTijs van den Boomen
TrefwoordenGhana

Wat hier als schroot naar de smelterij gaat, is in Afrika geld waard. Van aandrijfas tot zijspiegel. Afrikaanse handelaren kopen overal ter wereld onderdelen op. Kennedy uit Ghana doet bijvoorbeeld goede zaken met Jan Verhaegh uit Winterswijk.

 

Uit zijn binnenzak haalt Kennedy een verkreukelde luchtfoto van een autosloperij tevoorschijn. Hij wijst op een stacaravan tussen hopen oud ijzer en rijen vrachtwagens: ‘Kijk, hier logeer ik als ik bij Jan in Winterswijk ben. En weet je wat het mooiste is? De vader van Jan komt me elke avond eten brengen. Stel je voor, een ouder iemand die mij bedient, hoe kan dat nou?’

Even ben ik uit het veld geslagen. Dat Ghanese autohandelaren de hele wereld afreizen op zoek naar geschikte onderdelen, dat wist ik. Dat ze daarbij ook Nederland aandoen is niet meer dan logisch. Maar dat ik hier aan een stoffige weg in Suame Magazine, het grootste conglomeraat van autowerkplaatsen van Afrika ten zuiden van de Sahara, ineens een foto van Winterswijk onder mijn neus krijg, maakt de globalisering wel heel aanschouwelijk.

Kennedy is de neef van de chief van Suame en hij zit inmiddels tien jaar in de autohandel. Het begon toen hij op zijn 31ste een visum voor Engeland kreeg om bij het afstuderen van zijn zus aanwezig te kunnen zijn. Eenmaal ter plekke had hij geen idee hoe hij het aan moest pakken, tot hij een vriend in Ghana belde die hem de tip gaf een autotijdschrift te kopen. Met uitgeknipte advertenties in zijn ene hand en een plattegrond van het Engelse openbaar vervoer in de andere, reisde hij de autosloperijen rond Birmingham en Liverpool af tot hij een container vol had. Later verlegde hij zijn werkterrein naar Zuid-Korea, totdat hij drie jaar geleden in Suame Magazine werd aangesproken door Jan Verhaegh, een jonge Nederlandse autosloper uit Winterswijk. Of hij geen interesse had om zaken te doen.

 

Eind juli was Kennedy voor de vierde keer in Nederland, en zoals altijd stond Jan met zijn zilvergrijze Mercedes op Schiphol klaar om hem af te halen. ‘Als iemand vijfduizend kilometer reist om jou te bezoeken, dan haal je hem toch even op, dat zit bij ons woonwagenbewoners in de cultuur’, zegt Jan. 

Terwijl we met Kennedy naar Winterswijk rijden, vertelt hij hoe het internationale avontuur voor hem in 1995 begon. ‘Via asielzoekers uit het naburige opvangcentrum kwam er een Ghanese handelaar spullen kopen en toen de tweede langskwam, zei ik tegen mijn vader: “Er zijn vast nog meer bijen, we gaan kijken waar de korf is.”’ En zo bouwde hij zijn contacten uit, inmiddels heeft hij zo’n twintig handelaren uit Suame Magazine die bij hem kopen, een stuk of tien uit Nigeria, maar ook losse inkopers uit Saoedi-Arabië, Egypte en Maleisië. En allemaal blijven ze slapen en eten ze mee. Jan wil alleen niet dat er meer dan één gast tegelijk is: ‘Dan ziet de ene iets van zijn gading en dan wil de andere dat ook net hebben. Dat werkt niet.’

Als de auto het terrein van de sloperij opdraait, stapt Kennedy meteen uit en begint zijn rondgang over de ruim een hectare grote sloperij. Bedachtzaam loopt hij in zijn smetteloos lichte kleren tussen de stapels motorblokken en de geparkeerde auto’s, hij kijkt en kijkt. Jan, van een afstandje: ‘Ik heb echt respect voor wat zij met hun handen kunnen. Hier worden onderdelen alleen nog maar vervangen, maar daar repareren ze nog echt.’ En zijn handel vaart er wel bij, want hier zouden de meeste van zijn onderdelen als schroot naar de smelterij gaan.

Terwijl Jan alweer klaar staat om Europa in te trekken voor verse aanvoer – van losse onderdelen tot complete graafmachines – heeft Kennedy alle tijd om genoeg spullen bij elkaar te zoeken om een container van bijna zeventig kubieke meter te vullen. Een week of twee, drie kost hem dat meestal. Dan laat Jan een rederij de container brengen, die zijn medewerkers onder toeziend oog van Kennedy volstouwen en die vervolgens verzegeld naar de haven van Antwerpen of Amsterdam gaat. Dan nog een week of drie, vier voor het transport, dus zo rond half oktober zal Kennedy in de haven van Tema op de kade staan om de container uit Nederland door de douane te loodsen.

 

Overal zit handel in, van zijspiegels tot complete elektrische bedradingen en van rupsbanden tot tankdoppen, maar complete auto’s worden in Ghana nauwelijks meer geïmporteerd, tenminste niet als ze ouder zijn dan tien jaar. Sinds 2002 gelden er namelijk extra hoge heffingen voor oude auto’s. ‘Aanvankelijk omzeilden we die door auto’s in twee of drie stukken te zagen en die na de invoer weer aan elkaar te lassen’, grijnst Kennedy, ‘maar daar trappen ze niet meer in.’ Ook de truc om auto’s te importeren in buurland Togo en ze vervolgens illegaal over de grens te rijden werkt niet meer: via de chassisnummers volgt de politie het spoor terug naar degene die de auto geïmporteerd heeft.

Als handelaar kun je de douane tegenwoordig maar beter niet onderschatten, vertelt ook K.G., voluit Kwame Gyimah. Tweemaal per jaar vliegt hij naar Japan en daar heeft hij maximaal drie maanden – zo lang geldt zijn visum – om auto’s op te kopen, die uit elkaar te sleutelen en de onderdelen die hij kan gebruiken in een container te laden. Maar dat alles vindt hij een peulenschil in vergelijking met de invoer zelf. ‘Je moet opgeven hoeveel er in de container zit en wat de waarde is. Als ze je niet vertrouwen, eisen ze dat de lading in zijn geheel op de kade wordt uitgestald voor nadere inspectie. Dus je moet eigen sjouwers achter de hand hebben, anders wordt de boel onder je kont vandaan gejat.’ Volgens K.G. vindt de douane altijd wel iets dat niet op je lijst staat. Of ze laten je dagen of weken wachten en al die tijd moet je je spullen bewaken. ‘Zonder steekpenningen kom je er niet langs.’

 

Zoals veel handelaren kopen Kennedy en K.G. niet alleen voor zichzelf in, ze hebben bestellijsten van bevriende handelaren op zak. Bovendien verkopen ze, eenmaal terug in Suame Magazine, een deel van de lading direct door aan kleinere handelaren, die de onderdelen steeds dieper Suame Magazine inbrengen. 

Ike is zo’n kleine handelaar, hij is gespecialiseerd in aandrijfassen. Ik tref hem voor de deur van zijn kleine houten shop, waar hij saxofoon zit te spelen. Muziek is, na het geloof, het belangrijkste in zijn leven, hij zingt in een gospelkoor, speelt op begrafenissen en by the grace of the Lord zal hij ooit een cd opnemen. Maar van muziek kun je in Ghana niet leven en om zijn vrouw en kind te onderhouden, en straks ook de tweeling van wie zijn vrouw zwanger is, is hij in auto-onderdelen gaan handelen. Hij werkt met een stuk of vijf afafx, tussenpersonen die klanten aanbrengen in ruil voor commissie. Vaste vergoedingen zijn er niet. Volgens Ike bepaal je dat from the heart, maar meestal komt het neer op een paar procent van de verkoopprijs. 

De zaken gaan goed, glimlacht hij, dankzij the Lord heeft hij succes. Groter dan drie bij anderhalve meter is zijn hutje niet, in het halfduister ontwaar ik opgestapelde onderdelen. Netjes gesorteerd, daar niet van, maar een succesvolle zaak zie ik er niet aan af. Totdat Ike vertelt dat een aandrijfas omgerekend 25 euro opbrengt: een tientje is voor hem, de rest is inkoop. Ik laat mijn ogen over de schappen dwalen, daar liggen minstens vierhonderd assen opgetast, dat betekent dat hij meer dan vijfduizend euro heeft geïnvesteerd. En daar is geen cent van de bank bij: ‘Ik heb mijn voorraad onderdeel voor onderdeel bij elkaar heeft gekocht, door de winst steeds terug te stoppen in m’n bedrijf.’ Niet slecht voor een 27-jarige.

Gerelateerde artikelen