De berging, de vliering, het schuurtje, de garagebox: elk huis heeft plekken waar spullen zich ophopen. De je-weet-maar-nooit-dingen, het altijd-handig-gereedschap, een kluwen oude adapters, snoeren en routers, de hobby- en sportspullen, stapels dekens, lakens en slopen. Maar ook de boiler, de meterkast, de diepvries, de stofzuiger en de fietsen die te goed zijn om buiten te laten staan.
Ook steden hebben zulke rommelzones, je vindt ze op afgelegen industrieterreinen, in de oksel van rangeerterreinen, achteraan in de havens. En, verrassend genoeg zo dicht onder onze neus dat we er overheen kijken: de zone tussen stad en luchthaven. Stedenbouwers en planologen duiden deze zone aan met ronkende termen als airport city, airport corridor, aerotropolis en, de nieuwste loot aan de stam, airea. Maar rommelzolder is misschien beter op zijn plaats.
En uitgerekend dit gebied moet uitgroeien tot ‘de internationale entree van Nederland’ en daarbij moet er ook een impuls komen voor het ‘leefbaar en inclusief woon- en leefklimaat in de dorpskernen’. Dat staat in het rapport Geniecampus van de westelijke Randstad dat het Atelier Oostflank, een samenwerkingsverband van Amsterdam, Haarlemmermeer en de provincie Noord-Holland, deze lente publiceerde.
Een entree met allure? Leefbare kernen? Het Podium voor Architectuur Haarlemmermeer en Schiphol was hogelijk verbaasd. En realiseerde zich tegelijkertijd dat het zelf ook geen goed beeld heeft van het gebied. Dus stuurden ze mij als stadsonderzoeker op verkenning.
Hek met hangslot
De Fokkerweg is een drukke vierbaansweg, gelukkig loopt er een vrijliggend fietspad langs. Op het punt waar een propellervliegtuig in een vijver staat – een Fokker, uiteraard – steek ik over en fiets het Fokker Logistics Park op. Verboden toegang voor onbevoegden zegt een bord, en bovendien: 24-uurs cameratoezicht en verboden te fotograferen. Maar bezoekers mogen doorrijden tot de slagboom.
Het fietspad eindigt, ik stap af en zie dat het verder gaat als voetpad. Ik loop een stukje door en lijk dan te worden gestuit door een gaashekwerk. Er is een smalle opening vrijgelaten, hè, mag je hier nog steeds verder? Aan mijn linkerhand verschijnt een tweede hek, dat is afgesloten met een groot hangslot. Het is een hoog hek met stalen spijlen en een rood bordje ‘vrijhouden uitruk brandweer’. Pal voor me ligt, omringd door een ligusterhaag, een bescheiden monument [13]. Ik loop door en zie elf kleine houten paaltjes, elk draagt de naam van een van de illegale vreemdelingen die in 2005 omkwamen bij de brand in het cellencomplex van Schiphol. Ze stierven omdat de bewakers de celdeuren niet open konden krijgen.
Ook van bovenaf, met Google Earth, biedt het monument een bizarre aanblik: het ligt letterlijk binnen de hekken van Schiphol, maar is daar met eigen hekken weer van afgescheiden. Als een indringer die is ingekapseld.
Waar ligt de grens?
De grens tussen Schiphol en het achterland is nog niet zo makkelijk te trekken. Net als het monument voor de Schipholbrand is bijvoorbeeld de Rijkerstreek, de weg die parallel aan de A4 dwars door Schiphol loopt, privéterrein waar je wel gewoon mag komen. Al maken het bordje Eigen weg en de bewakingscamera’s duidelijk wie hier de baas is.
Meestal is het overigens andersom, en ligt de grens veel verder naar buiten dan je aan de hand van de plattegrond van de startbanen zou zeggen. Bedrijventerreinen als Schiphol-Oost zijn bijvoorbeeld eigendom van Schiphol en dus met hekken, slagbomen en portiers afgesloten. Op andere punten staan juist geen hekken, maar houden vaarten en sloten de ongewenste bezoekers op afstand.
De landzijde van Schiphol, zoals de grenszone in vakjargon wordt genoemd, bevindt zich in een planologisch vacuüm. Het gebied tussen Amsterdam-Zuid en Hoofddorp wordt de ene keer aangeduid als ‘de oostflank’, in een volgende nota is het juist ‘de zuidwestflank’. Amsterdam, Haarlemmermeer en de provincie trekken eraan, maar ook de Schiphol Group, de Schiphol Area Development Company (SDAC) en buurgemeentes als Amstelveen en Aalsmeer. Zo ontstond rondom de luchthaven een zone die eerder aan België doet denken dan aan het aangeharkte Nederland.
Schaalvergroting
Tijdens mijn verkenning vond ik onder meer een muziekcafé in een oude schuur waar gitaarbandjes optreden [12], een negentiende-eeuwse fort met een schietbaan [21] , een pinksterkerk met duizend zitplaatsen [18], een bosje bij een busknoop dat het erf van een verdwenen boerderij markeert [7], een van de twee extra beveiligde rechtbanken die Nederland telt [3], een onklare gemaakte sluis waarmee je vroeger met een bootje de Haarlemmermeerpolder in kon en een molenstomp die als uithangbord dient voor een winkel met modelvliegtuigjes.
Maar deze rommelige hoekjes maken steeds meer plaats voor enorme dozen waaraan vaak niet eens meer is af te lezen van wie ze zijn, of wat hun functie is. Loodsen met laadperrons en veel vrachtwagens voor de deur laten zich nog wel raden, dat zijn distributiebedrijven. Een fraai staaltje vind je bijvoorbeeld in de oksel van de Aalsmeer- en de Kaagbaan, op het Green Mountains Logistics Park [16]. Je betreedt het terrein door een kloof die is uitgespaard tussen loodsen van twaalf meter hoog. Meer dan 100 duizend vierkante meter is er te huur. Alles is groot hier. Alles? Nee, op een grazig heuveltje midden op het stenige terrein staan vijf insectenhotelletjes. Ze staan ook nog eens pal in de wind, de kans dat hier insecten neerstrijken is dus nihil.
Moeilijker te duiden zijn de naamloze grijze en zwarte hallen achter hoge hekken met bewakingscamera’s op de hoeken. De airco’s op het dak, die een hint zouden kunnen geven van de functie, worden vaak door een optisch verhoogde gevel aan het zicht onttrokken. Dit zijn de datacenters die in steeds groteren getale neerstrijken rond Schiphol. Bezoekers zijn hier niet welkom en er werken ook nauwelijks mensen, dus de ingang is meestal weggestopt achter een anonieme beveiligingssluis. Aan de Kruisweg staat Interxion 5, een hal van 2,7 hectare die met een patroon van nullen en enen op de gevel in ieder geval nog enige moeite doet om zich uit te spreken [19].
Hyde Park
Ook reusachtige kassen vestigen zich onder de rook van Schiphol. Het terrein tussen de A4 en Rijsenhout, het dorp dat in de jaren vijftig is gebouwd om de bewoners van de gesloopte dorpen Rijk, Rozenburg en Oude Meer op te vangen, was eigenlijk bedoeld om ‘het oude glas’ te herstructureren. Een tomatenkweker uit het Westland greep echter zijn kans en bouwt er nu vier kassen van elf hectare per stuk. Ter compensatie kreeg Rijsenhout een veertige meter brede groenstrook met buurtfruitbomen [24]. De vervallen kassen bleven gewoon staan en kregen een tweede leven als caravanstalling.
Opvallend is dat ook grootschalige woningbouw zijn weg vindt naar de randen van Schiphol. Niet in Rijsenhout, dat op slot zit vanwege de reservering voor de Parallelle Kaagbaan, maar aan de Hoofddorpse kant van de luchthaven, op het voormalige kantorenpark Beukenhorst-West. Vijftien verpauperde kantoren zijn net gesloopt om plaats te maken voor 3.800 woningen: dat zijn er net zoveel als in de Kinkerbuurt, maar dan op minder dan twee derde van het grondoppervlak.
En uitgerekend aan de rand van deze ‘new hub for living and leisure’ worden de fundamenten gelegd voor een nieuwe, oude boerderij. Of eigenlijk een oude nieuwe, want een eind negentiende-eeuwse schuur die bij de Polderbaan stond, wordt hier balk voor balk opnieuw opgebouwd ‘met behoud van de norse uitstraling’ [29].
Schaamte?
De economische krachten die inwerken op de zone rond Schiphol zijn te groot voor bestuurders en ruimtelijke planners. Datacenters, internationale hoofdkantoren, distributiebedrijven, hotelketens, expediteurs en taxibedrijven: ze komen erop af als vliegen op de stroop. En in hun kielzog parkeervlaktes, reparatiewerkplaatsen, fastfoodrestaurants, spottersplekken en natuurlijk de onvermijdelijke reclamemasten met flikkerende led-schermen [31].
En tegelijk is het een oer-Nederlands landschap, dat tot in de puntjes is vormgegeven met glimmende rode fietspaden, met aandoenlijke mini-parkjes waar het kantoorpersoneel zich kan verpozen, met snelgroeiende berkenbomen die makkelijk weg kunnen worden gehaald als er een andere bestemming voor de grond wordt bedacht, met meanderende schelpenpaden en kunstwerken. En zelfs dus met een memento voor de beschamende brand in het cellencomplex.
Nieuw en oud, groot en klein, modern en nostalgisch, footloose en pastoraal: aan de randen van Schiphol liggen de contrasten voor het oprapen. ‘We moetens ons kapot schamen voor het landschap dat we hebben gemaakt’, verzuchtte Yvonne Lub, directeur van het Podium voor Architectuur Haarlemmermeer en Schiphol, toen ik haar na afloop de fietsroute liet zien. Of we ons moeten schamen weet ik niet, maar dat het landschap rond Schiphol ons confronteert met de ‘reëel bestaande globalisering’, daarover kan geen twijfel bestaan.