De eisen voor de Zuidas waren niet mis te verstaan. Geen bedrijfspark maar een levendig stuk stad. Geen verzameling vastgoed maar cultuur. Is architect Henry Cobb met zijn ABN Amro-toren hierin geslaagd? Zo maar een middag op de Zuidas, in Amsterdam.
Leeg en verlaten ligt het plein op een zonnige lentemorgen te wachten aan de voet van het nieuwe hoofdkantoor van Abn-amro. Even aarzelt de man met aktentas die uit station Zuid/WTC komt, maar hij waagt zich niet aan de oversteek en verkiest de omweg in de luwte van de grijze kantoortorens. De compositie blijft onverstoord.
Het is een mooi plein, met majestueuze trappen van enkele treden, met negen lichtsculpturen gevat in een kader van roestend Cortenstaal, met hardstenen tegels die afwisselend geribbeld en glad zijn, met een wigvormige brug en fietsenstallingen die boven het water zweven, met …, nee zonder banken. Het oorspronkelijke ontwerp viel te duur uit, er wordt nu hard gewerkt aan een goedkopere versie van de geplande lange banken. Maar of passanten zich er dan beter zullen thuis voelen, is de vraag.
Het plein – van de hand van Ruwan Aluvihare, landschapsarchitect van de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening – fungeert vooral als spiegel van de bank met zijn geraffineerd hellende torens, zorgvuldig gecomponeerde volumes en verfijnde detaillering. Vooraf had de Amerikaanse architect Henry Cobb gehamerd op de drie niveaus waaraan zo’n groot gebouw moet voldoen: het moet een herkenbaar baken zijn voor de internationale reiziger, het moet zorgvuldig passen in het bestaande stedelijke weefsel en ook op voetgangersniveau moet er plezier aan te ontlenen zijn. ‘Wij beschouwen het als onze professionele verantwoordelijkheid om respect te betonen aan de stedelijke gemeenschap en de naaste buren.’
Zijn poging om het modern kapitalisme van een boegbeeld te voorzien is zonder meer geslaagd. Maar als je om het gebouw heenloopt zie je niets dan gesloten wanden, spotlights om het gebouw uit te lichten, afritten voor parkeergarages en blinde vluchtdeuren die gemaskeerd zijn met chromen nephekjes. De nadruk op veiligheid heeft geleid tot een modern kasteel, zelfs een loze slotpoort van glimmend zwart marmer ontbreekt niet.
Een kort stukje voorgeschiedenis: begin jaren negentig wilde Abn-amro een nieuw hoofdkantoor, de gemeente Amsterdam wilde dat dat aan de IJ-oevers kwam, de bank verkoos de Zuidas, de gemeente ging door de knieën, de bank eiste vervolgens een chic plein aan haar voeten, de gemeente ging opnieuw door de knieën. Het zou bij een ‘eenmalig incident’ blijven. Om nog iets van levendigheid te genereren beloofde de bank een café te bouwen aan de voet van het plein. Het zou niet alleen een plek voor platte consumptie worden: de bank zou er tevens haar vermaarde kunstcollectie aan het publiek tonen. ‘De Architecten Cie’ – die optrad als co architect en bouwheer van Cobb – heeft al een ontwerp gemaakt, maar de bank vond de exploitatie te onzeker en zette de plannen voor onbepaalde tijd in de ijskast. De gemeente hoopt er ondertussen maar het beste van: de bank heeft het toch beloofd?
Architect Pi de Bruijn, door de gemeente aangetrokken als supervisor voor de Zuidas, wil geen bedrijfspark maar een levendig stuk stad, geen verzameling vastgoed maar cultuur. La Défense is zijn schrikbeeld: mooi maar doods. Over de architectuur van de gebouwen die hier de komende twintig jaar zullen verrijzen maakt hij zich geen zorgen, over het creëren van een plint met levendige functies des te meer. Het gebouw van Abn-amro bewijst dat zijn angst gegrond is.