Het snelfietspad dat tussen Amsterdam en Zaanstad wordt aangelegd is een typisch voorbeeld van de functionele, verkeerskundige aanpak die de inrichting van ons land domineert. Er was een probleem – te weinig mensen gebruiken de fiets voor de dagelijkse pendel –, er moest aan normen worden voldaan – fietspaden dienen vrij te liggen en minimaal 4,5 meter breed te zijn – en zoals altijd waren er praktische bezwaren en beperkte budgetten. Vervolgens werd net zo lang gepast en gemeten tot een route was gevonden die aan alle voorwaarden voldeed.
Dat de route grotendeels een vierbaansweg en zelfs een stukje snelweg volgde en dat ze langs volstrekt oninteressante plekken voerde, deed niet ter zake: formeel klopte alles en dus gaven de beide gemeentebesturen groen licht voor dit tien kilometer lange snelfietspad: in 2014 moet het klaar zijn. Wat dan te denken van het alternatief dat Ton Schaap van de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam schetste, een recreatief fietspad dat de oevers van het IJ en de Zaan volgt en dat onder andere de bouw van elf bruggen en twee lange boardwalks vergt? De begroting bedraagt ruim 22 miljoen euro, daar komen nog vele posten pro memorie bij. Zo’n plan kun je toch alleen maar afdoen als pure luchtfietserij?
Als je een fietspad als een louter infrastructurele ingreep opvat wel, maar dat is niet wat Schaap voor ogen staat. Hij wil het fietspad gebruiken als aanjager voor de versmelting van Zaanstad en Amsterdam, als katalysator voor de ontwikkeling van ‘het meest aantrekkelijke deel van stedelijk Nederland’ en als manier om beide steden terug te brengen naar het water: ‘Steeds meer inwoners van Zaandam en Amsterdam zullen de oever ontdekken. Ze zullen er willen wonen en er hun huizen bouwen.’ Het fietspad kan zo als hefboom functioneren voor de stedelijke vernieuwing van de oude scheepswerven en bedrijventerreinen.