Vanaf de 115 meter hoge Rembrandt Tower lijken de snelwegen om Amsterdam op slierten tagliatelle. Wegen en spoorlijnen draaien om elkaars as bij het knooppunt Amstel. Van daaruit zet de snelweg met een luie bocht koers naar het zuiden. Op heldere dagen zijn de schoorstenen van de elektriciteitscentrale van Utrecht zichtbaar aan de einder. Autosnelweg 2 is dan pas een klein stukje onderweg; via ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Weert en Maastricht eindigt de A2 bij de Belgische grens. Daar neemt de E25 het over, tot hij bij Genua op de Middellandse Zee stuit.
Vandaag onttrekt een lage lucht Utrecht aan het oog. Maar de kantoorpaleizen langs de snelwegen zijn niet over het hoofd te zien. De boom is nog lang niet ten einde. Gele hijskranen langs de zuidas van de A10, de ringweg om Amsterdam, markeren de nieuwbouw van ABN AMRO. De top van Philips betrok begin dit jaar negen verdiepingen in de Rembrandt Tower, een Empire State Building zonder ornamenten dat in 1995 werd opgeleverd. Daarmee was het lot van de Amsterdamse plannen voor de IJ-oevers bezegeld: binnenstedelijke ontwikkeling was uit, besliste de markt, de toekomst is aan de snelweg.
Snelwegen vormen niet langer de randen van de steden, het is eerder omgekeerd: de binnenstad is de moeilijk bereikbare rand van de snelweg. Ook in het landschap heeft de snelweg diepe voren getrokken. Dat bracht een nieuwe vorm van lintbebouwing met zich mee: rijen blokkendozen met spiegelgevels. Mooi of lelijk, de snelweg had meer aandacht verdiend bij het boekenweekthema ‘Panorama Nederland’.
Nederland is te klein voor een road song, klaagde zanger Rick de Leeuw van Tröckener Kecks ooit: ‘Bij het tweede couplet ben je de grens al over.’ Met een kunstgreep lukte het toch: in het duet A2 reist hij na een optreden van Maastricht naar thuishaven Amsterdam, terwijl de Limburgse zanger Gé Reinders legt de weg in omgekeerde richting aflegt: ‘Allemaal op weg naar ons eigen bed, langs de aorta van Nederland.’
Vanaf de Utrechtsebrug spoeden auto’s Amsterdam uit. Op de vluchtstrook bij het Esso-station staan geen lifters meer sinds studenten een OV-jaarkaart hebben. Of een eigen auto. Na de rij optimistische kantoortorens van de Bijlmerstrip markeert het blauw-oranje gestreepte grenshospitium het einde van de stad. Deze gevangenis voor asielzoekers is als een waarschuwing, een memento mori voor de vrijheidsillusie van de automobilist, precies zoals de torens van de Bijlmerbajes treinreizigers naar Utrecht herinneren aan de grenzen van de bewegingsvrijheid. Vanaf hier is het nog 371 kilometer naar Luxemburg, vermeldt een bord. Maar deze wegwijzer is niets meer dan propaganda voor het verenigde Europa: na dit ene bord laat de ANWB de internationale automobilist aan zijn lot over.
Bij viaduct Vinkeveen staat een grote betonnen bunker langs de vangrail. De bovenkant reikt precies tot de snelweg. Vroeger stortten vrachtwagens er van bovenaf zout in, zodat de strooiwagens ’s winters alleen maar onder de silo hoefden te gaan staan. Het systeem is echter al dertig jaar buiten gebruik. ‘Het werkte voor geen meter’, zegt een buikige onderhoudsman die de naastgelegen carpoolstrook schoonmaakt. ‘Het zout werd vochtig.’ Een ondernemer heeft deze bunker nu in gebruik als opslagruimte. Een soortgelijke bunker bij Utrecht is een tijd gekraakt door een zwerver. In die tijd had de snelweg een echte bewoner, met als postadres: A2, hectometer 55,0. Bij de verbreding van de A2 zullen de bunkers de komende jaren verdwijnen.
Hoogspanningsleidingen kruisen de weg en vergezellen de automobilist een stuk. Het ijle lijnenspel van deze vogelverschrikkers verleent de snelweg een dramatisch effect. De groene polders met hun licht krommende slootjes worden er nog vlakker en ruimer van. In dit eeuwenoude polderlandschap lijkt het splinternieuwe Shell-station Haarrijn een ruimteschip. Een majestueuze afslag voert naar het geelwitte afdak met 28 pompen, gescheiden parkeerplaatsen voor personenauto’s en vrachtwagens, speelse bruggetjes en een klimrek. Een ‘verzorgingsplaats’ heet dit in het jargon van Rijkswaterstaat.
Sinds december werkt Francis als toiletjuffrouw in de Shell-shop. Ze is in dienst bij de Sociale Werkplaats. ‘Vroeger maakten de kassiers de wc elk uur schoon, maar dat werkte niet goed genoeg. Toen hebben ze Claudia, Sylvia en mij erbij gehaald. Eerst moesten we bij de wc eten, maar dat was een raar gezicht voor de klanten. Sindsdien mogen wij ook in de kantine.’ Een taxibusje brengt Francis en René, haar mannelijke collega die buiten papier prikt, elke morgen om zes uur hierheen. Ze is blij met haar baan. ‘Sommige mensen ga je herkennen. Elke ochtend komt dezelfde man hier poepen, hij betaalt keurig een kwartje. En dat hoeft niet eens, je mag ook gewoon gratis naar het toilet. Bovendien gaat het geld toch naar de chef.’
Links gaat de wijk Maarssen-Broek schuil achter een verroest geluidsscherm. Slechts een van de stalen panelen zit strak in de verf. Dat is geen kwestie van onderhoud; onlangs is een vrachtwagen er doorheen gereden. Na een paar kilometer gaat het scherm over in een aarden wal en vervolgens in een betonnen harmonicascherm met lichtgroene ramen. Juist op het punt waar een scherm voor de automobilist het meest nodig is, ter hoogte van de goedkope bedrijfsdozen bij Utrecht, houdt het op.
De twee schoorstenen van de Utrechtse elektriciteitscentrale maken veel goed. Door de kromming van de weg draaien ze langzaam om elkaar heen, als baltsende brontosaurussen. De rechter schoorsteen is niet meer in gebruik, hij ziet er wat onderkomen uit. Productiebedrijf UNA heeft al een sloopvergunning op zak; minister Ritzen weigerde de dubbele pijp op de monumentenlijst te zetten. Maar de gemeente Utrecht blijft druk uitoefenen om dit snelwegsymbool te behouden. De Dom sloop je toch ook niet?
Ingeklemd tussen de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal, ter hoogte van het ronde viaduct over de weg, ligt het Mobilion. In deze voormalige maquetteloods toont Rijkswaterstaat het Utrecht van 2015. Aan de overkant van de A2, gezien vanuit het centrum, is Leidsche Rijn verrezen, een nieuwe stad van dertigduizend woningen. De A2 is tien rijstroken breed, in elke richting drie doorgaande en twee lokale. De dertig meter lange maquette staat vol met toeritdoseringen, transferia, doelgroepstroken, portalen voor rekeningrijden en ‘dynamische routekeuze-informatiepanelen’ (drips), elektronische borden die de automobilist melden waar de files staan. De asfalteerders van de jaren zeventig worden vervoersmanagers.
Terug op de weg meldt een drip dat op verkeersplein Oudenrijn beide richtingen filevrij zijn. Hier kruist de A2 de oudste snelweg van Nederland, de A12 van Den Haag naar Duitsland. Bij de opening van het eerste deel van deze weg, in 1937, schonk Rijkswaterstaat chocomel. Een jaar later was het eerste stukje van de huidige A2 gereed: Rijksweg 26 tussen Utrecht en Vreeswijk.
Nederland was laat met de aanleg van snelwegen. Al in 1923 opende een Italiaanse particuliere maatschappij de snelweg van Como naar Varese; tot ontzetting van de Nederlandse genodigden vloeide daarbij de wijn volop en zwalkten de chauffeurs over de weg.
Oudenrijn was oorspronkelijk een rotonde, die in 1968 werd vervangen door een klaverblad. Vorig jaar maakt dat op zijn beurt plaats voor een ‘klaverturbine met uitgehaalde bogen’. Ruim een half miljoen kubieke meter zand, honderdduizend ton asfaltbeton en zeventien kilometer vangrail waren ervoor nodig. Kosten: 83 miljoen gulden. Dit is het laatste Oudenrijn; niet omdat hier geen files meer zullen komen, integendeel, maar omdat er geen ruimte meer is om het nogmaals te verbouwen. ‘Een aspirientje tegen de filepijn’, noemde G. Perey, hoofd van de Hoofdafdeling Infrastructuur bij Rijkswaterstaat de klaverturbine bij de oplevering, een tijdelijk medicijn dat de kwaal niet wegneemt.
En inderdaad, de files staan nu simpelweg een stukje verder. Het kwartet afslagen Nieuwegein, Nieuwegein-Zuid, Vianen en Everdingen heeft door de meldingen van de verkeerscentrale een haast magische klank. Op deze zeven kilometer snelweg stond vorig jaar negen procent van alle Nederlandse files. Het volgende aspirientje is de verdubbeling van de Lekbrug bij Vianen. Naast de ijzeren boogbrug wordt nu een ‘uitbouwbrug’ gelegd, een vrijhangende holle koker van beton. De zilvergrijze pijlers priemen al omhoog, gele kranen zwaaien naast oranje barakken, groene vangnetten beschermen de arbeiders. Eind 2000 moet de brug klaar zijn.
Bij knooppunt Everdingen eindigt de Randstad en begint de bible belt. ‘Jezus komt spoedig’, meldt een bord in het weiland. Voor niet-gelovigen staat verderop de geruststellende tekst: ‘Your destiny is to be famous.’ Rechts komt het kerkje van Zijderveld in zicht. Vorig jaar plaatste KPN naast de karakteristieke toren met vier mini-kantelen een 39 meter hoge zendmast voor haar mobiele telefoonnetwerk. Het arcadische dorpsgezicht is daarmee definitief verdwenen; Zijderveld is onderdeel geworden van de snelweg. De hang naar mobiele bereikbaarheid heeft van Nederland de afgelopen jaren een speldenkussen van dit soort basisstations gemaakt. KPN heeft er acht- tot negenhonderd neergepoot, Libertel nog eens elfhonderd. Begin dit jaar heeft het kabinet twee nieuwe concessies verleend. Telfort gaat werken met een nieuw systeem dat viermaal zo veel masten vereist als het huidige GSM-net.
De komende jaren komen er dus nog duizenden masten bij. De geïsoleerde zendmasten verstoren het landschap meer dan de hoogspanningsleidingen, die bedachtzame sporen trekken. Ze maken het beeld rommelig, net als de vloedgolf van milieu-snuffelpalen, weerstations, videocamera’s, gasleidingenpaaltjes, mistmeters, luidsprekers en fotokasten langs de vangrail.
De A2 boort zich door de Diefdijk. Boven de weg hangen schuiven die bij een dreigende watersnoodramp het gat afsluiten. Eens per twee jaar worden ze midden in de nacht getest. Meteen daarna, in de oksel van de afslag, staat een rijtje huizen op slechts een paar meter van de snelweg. Zestig jaar woont de heer Van Zanten er al. ‘In 1938 zijn ze gebouwd omdat aan de andere kant van de dijk een school stond die te weinig kinderen had. Nou, binnen een paar jaar woonden er 77 mensen in deze tien huisjes.’ Nu wonen er nog twintig. ’s Morgens om zes uur staat Van Zanten even op om naar de file te kijken. Vooral de reusachtige vrachtwagens vindt hij mooi. ‘We zitten hier vrij, de herrie hoor je niet meer en ook aan de benzinelucht wen je.’ Binnenkort worden de huizen afgebroken voor de zoveelste verbreding van de weg. ‘Dan zullen we wel naar Kuilenburg moeten. Culemborg is dat, ja. De stad is niks voor mij, ik ben een veldjongen. Altijd mijn eigen groente verbouwd ook.’
Vijftien kilometer verder, bij Waardenburg, zijn nieuwe woningen tegen de A2 aangebouwd. Hier hebben de bewoners geen uitzicht, want de ‘bungawals’ staan met hun rug naar de weg. De achtermuren vormen een parelmoeren betonnen geluidsscherm. Aan de andere kant van de weg glanst de halfronde showroom van een BMW-dealer. Het zijn vooral de Duitse automerken die deze hightech uitstalkasten met mannenspeeltjes langs de snelwegen bouwen. Ze doen me denken aan de speelgoedgarage waarin ik vroeger mijn dinky-toys keurig parkeerde als een bevriende garagehouder bij mijn ouders op bezoek kwam. Meer dan kantoorpanden vormen de showrooms een natuurlijke aanvulling op het palet van de snelweg. Maar waar is eigenlijk het andere einde van de levenscyclus van de auto gebleven, het autokerkhof? Blijkbaar wordt de sterfelijkheid van de auto steeds meer aan het zicht onttrokken.
Aan de overkant van de Waal wordt gewerkt aan de verbreding van de aanloop naar de nieuwe Martinus Nijhoffbrug. ‘Gereed medio 1999’, staat op een Rijkswaterstaatbord. De laatste negen is doorgestreept, er is een rode acht naast gezet. Dit soort correcties zie je nu nooit als een project láter wordt opgeleverd. Het hoofdkantoor van Campina-Melkunie staat meteen na de brug. Tussen gespreide vleugels toont het vier verdiepingen tellende spiegelkantoor zijn kippenborst aan de passant. Waarom hier? Omdat beide fusiepartners indertijd niet bij de ander in wilden trekken en bij wijze van compromis maar in het midden zijn gaan zitten, in Zaltbommel. Ernaast verrees onlangs een kloon van dezelfde projectontwikkelaar en zo ontstaat langzaam een bedrijvenpark. Het reclamebureau kon zijn geluk vast niet op toen het de naam ‘Waluwe’ verzon, een samentrekking van Waal en Betuwe. Reclameborden completeren de rommel bij Zaltbommel.
Ook bij De Lucht, Nederlands beroemdste wegrestaurant, heeft de modernisering toegeslagen. In een blauwe uitbouw is de ‘Eetalage’ gevestigd. Op het marktplein staan kraampjes waarin piepjonge bediendes gerechten afbakken. Daarna gaat de gast met zijn zelf samengestelde menu – ‘Al is het een kopje koffie met een gepofte aardappel, u gaat uw gang maar’ – naar de Oudhollandse opkamer, het Franse terras of de Italiaanse loggia. Eten is fun, de formule is afgestemd op de smaak van zevenjarige kinderen. Dus staat aan het einde van de oprit naar de snelweg een blikvanger, een reuzenschepnet waarin je vanuit de auto lege blikjes kunt gooien. Zelfs afval is fun.
Aan de overkant van de Maas kondigen twee hooggerugde gebouwen de komst van ‘s-Hertogenbosch aan. Net als de Utrechtse schoorstenen en de pijlers van de Waalbrug draaien ze om elkaar heen. Het is een simpel trucje, maar met een snelheid van 120 blijft het fascineren. Daarna volgt een rijtje blokkendozen op geschoren grasvelden, een kilometerslang remspoor van ‘zichtlocaties’. ‘Nagelnieuwe bedrijfsruimtes’ zijn er te koop. De hoogspanningsmasten die de weg kruisen zijn ontdaan van hun draden en staan erbij als dennenbomen in de rui. Links van de weg klimmen speelgoedmannetjes in een steiger om de komst van bedrijvenpark De Brand aan te kondigen: ‘Wat gaat er toch veel moois van start in ‘s-Hertogenbosch’. Het is dat de gemeente het zelf zegt.
Aan de voet van het Brabantse provinciehuis ligt kantorenpark De Pettelaar. Er ligt ook een golfbaan met dezelfde naam. ‘Pay and play’ belooft het reclamebord. Een clublidmaatschap is hier niet nodig; voor ƒ 17,50 mag je je slag slaan op de voormalige puinstort. De driving range is tot tien uur ’s avonds verlicht. Spontane golfers komen er volgens eigenaar Mauk de Jongh zelden; hooguit wat zakenlieden uit het naastgelegen hotel Mövenpick. Hij heeft grootse plannen, maar voorlopig is het clubhuis van de naburige voetbalclub luxer dan de houten barak voor de golfers.
Na de aarden wal die overstromingen van de A2 zoals in 1995 moet voorkomen, ontvouwt zich plots het zicht op de vestingmuren en de trotse toren van de Sint-Janskathedraal. Vanaf de snelweg heb je een middeleeuws panorama. Dat hier nog geen kantoorpanden staan, bewijst dat de Nederlandse ruimtelijke ordening niet helemaal dood is. Alhoewel ook de drassige grond van de Bossche Broek een handje heeft geholpen.
Tot 1996 had de A2 tussen ‘s-Hertogenbosch en Eindhoven gelijkvloerse kruisingen. Het stoplicht bij Vught was het werkterrein van Piet uit de naburige psychiatrische inrichting. Als het rood was liet hij de auto’s met een beslist handgebaar stoppen, als het licht op groen sprong gebaarde hij driftig om door te rijden. Piet Schuurmans overleed in 1994. Een messing plaatje in een bankje langs de weg herinnert aan hem. De verkeerslichten zijn verdwenen, nu ligt hier het modernste stuk van de A2. De weg is gedeeltelijk verdiept aangelegd, zodat de kruisende wegen gewoon door konden lopen. De geluidsschermen langs het traject vormen één familie van lichtgrijze gebogen schalen. Ze vormen een aantrekkelijke ondergrond voor graffiti, zeker nu dienstkring ‘s-Hertogenbosch van Rijkswaterstaat de strijd heeft opgegeven. Dus blijven gedichten van verliefde pubers (‘Je lach, je gedachten, je ogen, je gezicht / Nu besef ik pas / Wat ik al die jaren heb gemist’) gewoon staan.
De rustige vormgeving van de weg steekt af bij het rommelige Brabantse coulissenlandschap met boerderijen, bosschages, velden, schuren, landgoederen, dorpen, houtwallen. Bij de aanleg van de nieuwe weg heeft Rijkswaterstaat, conform de eisen van de tijd, ecologische voorzieningen getroffen. Voor dassen werden zes tunnels aangelegd, plus 6.810 meter gaas en twee wildroosters. Bij hectometerbordje 130,0, ter hoogte van Boxtel, is in een put een vleermuizenhotel gemaakt. Een verdronken jeu-de-boules-baan, een kinderspeelplaats en scheefgezakte boompjes vind ik, maar geen hotel. Waarschijnlijk kunnen grootoorvleermuizen beter zoeken, alhoewel de wegbeheerder toegeeft dat hij er nog nooit één heeft aangetroffen.
Aan de overzijde van de weg loopt het riviertje de Dommel door een kanaal. Om de ecologische structuur te herstellen is aan de zijkant van dit verbindingskanaal een ‘plasberm’ geschapen. Over tien jaar wordt het ‘eindbeeld’ van dit moerasachtig gebied verwacht. Dan moet er knolsteenbreek en adderwortel groeien, en moeten salamanders en wezels er hun toevlucht zoeken. Voorlopig is het een strook zwarte modder die met een gele strook zand is gescheiden van het kanaaltje.
De parkeerplaats van het Texaco-station voorbij Boxtel staat vol vrachtwagens van Metaal Compagnie Brabant. De chauffeurs verzamelen zich hier aan het einde van de dag om koffie te drinken. Tanken doen ze op het eigen bedrijf. ‘Wat we van de A2 vinden? Gewoon een grote kutweg, schrijf dat maar op’, zegt een flegmatieke snor. ‘Als ik naar de Hoogovens moet, rijd ik ’s morgens om half vijf aan. Dan ben je net voor de files voorbij Vianen’, zegt een bebaarde vijftiger die net opa is geworden. ‘Vroeger deed ik zeventien klanten op een dag en was om vier uur thuis. Nu ben je met tien adresjes pas om een uur of zes, zeven terug’, moppert een derde. ‘Straks moeten we nog ’s nachts gaan rijden, maar dat verrek ik.’ ‘De Russen en Polen vliegen ons voorbij, die hebben geen begrenzer’, klaagt nummer vier. En dan gaan ze over tot de orde van de dag: een beetje met elkaar dollen.
Dat de files op de A2 steeds vroeger beginnen, constateerde ook Bert Kranenbarg van VARA’s Ontbijtradio. Uit balorigheid richtte hij eind vorig jaar de A2-club op, voor mensen die ’s ochtends voor zeven uur in de file stonden. De oplossingen die de leden aandroegen voor het fileprobleem zijn eind januari aangeboden aan Rijskwaterstaat. Het origineelste idee: ‘Doelgroepstroken voor motoren en zeer smalle auto’s.’
Met een fraaie zwiep draait de A2 om Eindhoven heen. De wanden van het steile viaduct lijken te bestaan uit betonnen puzzelstukken. Net als Utrecht heeft Eindhoven nauwelijks herkenningspunten langs de snelweg. Alleen het helderwitte staketsel van de waterzuiveringsinstallatie valt echt op. Op industrieterrein De Run proberen ondernemers hun buurman in protserigheid te overtreffen. ‘Heeft hij een vliesgevel en een rond torentje? Dan neem ik een gevel in twee kleuren en met twee torens. En met marmer, ook nog.’ Naast deze levensgrote catalogus van kantoorclichés heeft de gemeente een ramp gebouwd waar de skatende jeugd zich bekwaamt in spins en McTwists. ‘In het centrum mogen we niet skaten, dan krijg je een bon van tachtig piek. Dus doen we het hier bij de snelweg’, zegt een van hen. Ze zijn rond de veertien en dragen stoere namen als Bart, Niels en Erik. Op het hek hangen vijf meisjes. Ze kibbelen over de vraag wie van de jongens het eerst zijn haar heeft geblondeerd. De jongens geven, uiteraard, geen krimp.
Een aarden wal van minstens tien meter hoog onttrekt crematorium Rijtackers aan het zicht van de automobilist. Achter deze gekromde dijk staat een rechte urnenmuur, in het tussengebied is het bijna volkomen stil. Alleen de sporadische toeter van een vrachtwagen dringt hier door. De 540 nissen zijn nog goeddeels leeg, want het crematorium ging pas vorig jaar open. Witte en zwarte paden vormen een geometrisch patroon. Het ingetogen ontwerp verraadt een strenge hand; voor troost moeten nabestaanden zelf maar zorgen.
Recht tegenover het crematorium ligt het al even strakke Novotel Eindhoven in een zwart omgeploegd veld. Hier slapen zakenlui die aankomen op het nabijgelegen vliegveld. Vannacht zit het vol. ‘Waar het volgende hotel is?’ De receptionist haalt zijn schouders op. Een overzichtskaart van hotels en motels langs de snelweg bestaat niet. De ketens hebben alleen informatie over hun eigen hotels, de ANWB verwijst naar de lokale VVV’s. En dus heeft Nederland wel een landelijk overzicht met alle carpoolplaatsen, maar geen hotelkaart. Slapen moet je maar thuis doen.
Enkele kilometers verderop heeft een filiaal van de hotelketen Campanile nog een kamer. Hier geen buitenlandse gasten, dit is het onderkomen van handelsreizigers en computerprogrammeurs op projectbasis. Ook geen soberheid hier, maar gezelligheid tot het bittere eind. Een man met witte muts speelt voor kok in de open keuken, een ingezakte boerenkar creëert een stukje landelijkheid, de kleine kaart biedt keuze uit Knor Knor (broodje warm vlees) en Gesmolten Genot (brood met warme brie). Als je een bierschotel neemt kun je een culinair weekend verdienen: ‘Eet & win’. Eenzame mannen aan tafels buigen zich over de krant, peuteren tussen hun tanden of werken op hun laptop. Bij vertrek moet je de kamersleutel in een poppenhuisje met een bamboe dakje stoppen. ‘Let’s make things better’, straalt het neonverlichte bord op de Philipsfabriek aan de overkant van de A2. Een vrachtwagen fluit voorbij in de nacht. De grauwe nachtportier doet de administratie.
De volgende morgen biedt het ontbijt als toppunt van luxe de mogelijkheid om zelf je sinaasappels uit te persen. Uit het raam zie ik de schoorsteen van McDonald’s al weer roken. Hit the road.
Aan de zuidrand van Eindhoven valt de A2 enkele kilometers samen met de A67, de snelweg van Antwerpen naar Venlo. Officieel valt dit stuk onder de A67, dus springt de hectometeraanduiding ineens van 163,8 naar 19,2. Hier ligt de verklaring waarom het startpunt van de A2 bij Amsterdam bij de grote snelwegomnummering van 1982 niet gewoon ‘rugnummer’ 0,0 kreeg maar 30,0. Om verwarring bij calamiteiten te voorkomen moeten dubbelzinnige meldingen uitgesloten zijn. Bij een ongeval bij hectometer 20,3 op de A2 mag de alarmcentrale niet twijfelen of er ziekenauto’s naar Eindhoven of naar Amsterdam moeten.
Bij knooppunt Leenderheide gaat de A2 weer zijn eigen weg. Het landschap wordt droger: heide, dennenbossen, vlak naast de weg loopt een stoffig zandpad. Een bord waarschuwt voor overspringende herten. De verlichting van de snelweg houdt hier op; dit is het donkere zuiden. Vanaf de kant van de weg vragen boeren met borden de aandacht van de voortrazende stedelingen. ‘Paars: hoeveel varkenshouders moeten nog de dood in’. De boerenorganisaties melken de zelfmoord van één varkenshouder dankbaar uit. In Limburg hebben boeren auto’s in het veld gezet waaruit een kwart is weggezaagd. ‘25% korting, diefstal door de overheid’, staat erbij.
Op de parkeerplaats bij Maarheeze maken twee Tsjechen een blik gevulde koolbladeren warm. Ze hebben hier geslapen in hun vrachtwagentje en maken zich op voor de vijftienurige terugtocht met hun lading energiedrankjes. Vlak na Airpark Brabant Budel heet een bruin bord je welkom in Limburg. Omdat er in de flauwe bocht nogal eens mensen van de weg reden, heeft Rijkswaterstaat kattenogen op de middellijn geschroefd. Ze ratelen dof als je erover heenrijdt. Een M op een paal kondigt de McDrive bij Nederweert al van verre aan. Deze krachtige totempalen blijken een vlag op een modderschuit als je stopt bij zo’n ielige hamburgertent met een geknikt dakje. Twee klassen op schoolreisje zijn me voor op deze afwerkplaats voor fastfood: een uitwisselingsprogramma tussen Duitsland en Nederland. Een Duitse puber bestelt in moeizaam Engels, de puber aan de andere kant van de counter antwoordt in Limburgs Engels. Als ze beiden hun dialect zouden spreken, verstonden ze elkaar waarschijnlijk makkelijker. Maar dat is niet cool. De zestig leerlingen veroorzaken nauwelijks een rimpeling in het volcontinue productieproces. Alles is hier ingericht op kinderen. De urinoirs hangen op kniehoogte.
Op een parkeerplaats even verderop controleert de Rijks Verkeers Inspectie vrachtwagens. Het gaat er Limburgs aan toe. ‘Tachograafschijf van gisteren vergeten? Nou vooruit dan, rijd maar door’, zegt de coördinator met stekelhaar en zonnebril. Wie geen Eurovignet heeft, kan er ter plaatse een kopen in het bestelbusje met elektronische kassa. Dat de chauffeurs die echt iets te verbergen hebben elkaar waarschuwen met hun bakkies, laat hem koud. ‘Vroeger maakte ik me wel druk, maar dat leer je vanzelf af.’ Via zijn walkie-talkie dirigeert hij een nieuwe stroom vrachtwagens naar de parkeerplaats: ‘Laat er maar een stuk of tig komen.’
Bij Maasbracht gaat de A2 voor de tweede keer de Maas over. Net als bij ‘s-Hertogenbosch is de brug weinig opzienbarend. Het plastic windscherm is te vies om doorheen te kijken. Aan de overkant verheffen zich trots de koeltorens en schoorstenen van de Clauscentrale. Hoogspanningsleidingen zwieren alle kanten uit; hier begint het geïndustrialiseerde Maasdal, dat doorloopt tot Luik. Samen met kerktorens bepalen schoorstenen vanaf hier het Limburgse landschap.
Na de Maas begint het land licht te welven. Rechts van de weg steekt even de brug van een boot boven de dijk uit. Hier vervangt het Julianakanaal de onbevaarbare Maas. ‘Echt Ohé en Laak’ heet de volgende afslag. Het lijkt wel een gedicht. Elf jaar geleden heeft een vrachtwagen hier een viaduct aan flarden gereden. De A2 was toen veertien dagen gestremd. Echt blijkt een somber dorp dat helemaal leeft van steen: een glazuurstenenfabriek, een mineraalbrekerij, een dakpannenfabriek, een asfaltcentrale. Bij Born rijden opleggers met auto’s af en aan. Aan weerszijden van de weg liggen reusachtige parkeerplaatsen: links Nedcar, rechts de Europese distributeur van Chrysler.
Tijdens het lunchuur is Van der Valk Urmond afgeladen vol, terwijl het restaurant toch een half voetbalveld groot is. Chemieconcern DSM zorgt voor een toevloed van zakenlunches terwijl echtparen op leeftijd de zegeningen van de VUT vieren. Hier geen grappigheid of open keukens; Van der Valk paait de consument met de illusie van traditionele chic. Geen zelfbediening maar serveerstertjes in zwart-wit, geen placemats maar tafellakens, marmer in plaats van schrootjes. Dit restaurant trekt zich eenvoudig niets aan van het panorama van koeltorens, schoorstenen, silo’s, pijpleidingen, fractioneerkolommen en opslagtanks aan de overkant. Op de parkeerplaats staan de boompjes volop in het blad. De lente is hier een week of twee verder gevorderd dan in Amsterdam.
Halverwege het kilometerslange DSM-complex ligt knooppunt Kerensheide, de kruising met de A76. De A2 ondergaat hier een aderlating: veel vrachtwagens buigen af naar Heerlen, Aken en Keulen. Boven op de Kruisberg ligt Maastricht Aachen Airport. ‘Ja oostwest baan ook uw toekomst’, roept het spandoek op de luchthaven. Zo ver is het nog lang niet, voorlopig blijven vliegtuigen de A2 als aanvliegroute gebruiken.
Tegenover de rondtollende radar staat een oude hoeve met een christusbeeld. In 1912 is hier ook een neogotisch Mariakapelletje gebouwd. ‘Voor de blik der reine Vrouwe verdwijnen leed en droevenis’ staat er achter haar beeld. Op verzoek stopt de lijntaxi hier voor de deur, pal langs de snelweg. Een minimale bushalte is uitgespaard in de vangrail. Rijkswaterstaat onderzoekt de mogelijkheid om op deze hoogte een ecoduct aan te leggen voor reeën en andere ‘grondgebonden dieren’.
Een verkeersbord waarschuwt voor het steilste stuk snelweg van Nederland, een afdaling van vijf procent. Aan de andere kant heeft de A2 een extra strook voor langzaam verkeer. Even heb je een fraai zicht op de kerktorens en de schoorstenen van Maastricht. Rechts liggen grote hoeves en geelgepleisterde kasteeltjes in het heuvellandschap. Beneden is het romantische beeld van Maastricht echter ver te zoeken. De A2 wordt hier voor twee kilometer een stadsweg met verkeerslichten. Aan weerszijden liggen jaren-zestig-flats, grintbakken met onduidelijke klimop en sluisjes om te voorkomen dat fietsers de snelweg in één keer oversteken. Een beeldengroep van een dansende kring probeert de steenwoestijn te verzachten. Over een oplossing voor deze flessenhals wordt al jaren geruzied.
Voorbij het Academisch Ziekenhuis en het Maastrichtse congrescentrum vormen stapels autowrakken een muur langs de weg. In een smalle taartpunt tussen de snelweg, de spoorlijn en een viaduct ligt woonwagenkamp Vinkenslag. Het overvolle kamp is een van de drie Europese centra voor de handel in Duitse schadeauto’s. Duizend auto’s zijn uit voorraad leverbaar, waaronder een rode Baby Benz die omsloeg bij de Elandtest. Voor de toegangspoort bivakkeert doorlopend een twintigtal Poolse handelaren.
Uit de zee van oude auto’s rijzen luxe woonwagens op. Sommige zijn getooid met een rieten dak en koperen dakgoten. ‘Ze noemen dit wel het miljonairskamp’, zegt Donn Wildschut, ‘maar dat is wel verdiend met eerlijke handel. Bijna niemand heeft hier een uitkering en we dragen anderhalf miljoen belasting per jaar af.’ Wildschut werkt al achttien jaar op de Vinkenslag, eerst als welzijnswerker, nu als zelfstandig ondernemer. Samen met een collega heeft hij de handel geprofessionaliseerd. ‘Wij zorgen voor de administratie en de exportpapieren. Elke maand halen we het geld op voor belastingen.’ In zijn kantoortje verdringen de autohandelaren zich met hun Duitse en Poolse klanten. Iedereen heeft haast.
De gemeente wil van het kamp een bedrijvenpark maken. Per erkende autohandelaar mag er dan één bedrijfswoning blijven. De stedenbouwkundige schetsen zijn al klaar, maar niemand weet waar de vijftig ‘boventallige’ wagens moeten blijven. Ook de sanering van de vervuilde grond is nog niet rond. Voorlopig wordt deze vrijplaats dus nog niet aangeharkt.
Het laatste hectometerbord van de A2 vermeldt 272,7. Honderd meter verder staat km 0; daar begint de E25. Het verkeer raast verder, het grenzeloze Europa in. Douanier Albert Bastings is bezig zijn kantoor af te sluiten. Naast de voordeur hangt een vergeeld opsporingsbericht van de bende van Nijvel. ‘Tot de grenzen in 1993 opengingen zaten we hier met twintig man en waren we dag en nacht open’, zegt hij. ‘Nu zijn we met zijn drieën en gaan we om zes uur dicht.’ Op dit verlaten parkeerterrein, in het zicht van de schoorstenen, silo’s en hoogspanningsmasten van de Luikse industrie, vindt de A2 een roemloos einde.