De conifeer is een meneer, een beetje een burgerlijke meneer misschien, maar desalniettemin een meneer. Hij houdt stand, ook als het moeilijk wordt, ook als het keurslijf eigenlijk te krap is. Of hij nu eenzaam op wacht staat, of met andere meneren in het gelid, hij versaagt niet. Hitte, kou, storm: hij geeft geen krimp, nooit zal hij zijn naaktheid tonen, hij blijft uitgestreken als de berenmuts van een soldaat voor Buckingham Palace.
O, hij weet best dat er om hem gegniffeld wordt door het hippe volkje dat wilde tuinen en natuurlijke landschappen wil, maar dat deert hem niet, want hij weet dat zijn weldoener hem waardeert. Die geeft hem te drinken als het lang droog is, voert hem bij als de grond uitgeput raakt en vooral: hij knipt en scheert hem alsof het zijn eigen baard is.
De conifeer kent zijn plaats in de samenleving. Natuurlijk, ook hij heeft het rijk liefst alleen om zich in al zijn waardigheid te tonen, maar hij hóéft de hoofdrol niet te spelen. Als er een hek staat, of een verkeersbord, prima, dan verzoent hij zich daarmee. Dan groeit hij daar keurig langs af, want fatsoen, dat moet je doen.
Hij is blij met het fotoboekje Cutting Edges dat net is verschenen, want ook al staan er wat verre en niet geheel betrouwbare familieleden in als de liguster en de buxus en, godbetere het, zelfs een verdwaalde klimop, de hoofdrol is overduidelijk voor hem.
Alleen van het nawoord van die twee fotografen snapt hij niet veel. Functionele infrastructuur en groene verfraaiing zouden in conflict met elkaar zijn. Waar halen die jongens dat vandaan, een conifeer heeft geen conflicten en zeker niet met de artefacten van zijn weldoener. Een knagende mol, een pissende hond, een pyromaan die brandende aanmaakblokjes onder zijn kleed steekt, oké, dat trekt hij niet, maar een elektriciteitshuisje of een lantaarnpaal? Dat is goed gezelschap. Diep in zijn hart bewondert de conifeer hun vormvastheid en onverzettelijkheid zelfs een beetje. Zeker als ze ook nog groen zijn.
Cutting Edges, Jan Dirk van der Burg en Gijs van den Berg, 48 pagina’s, genummerde oplage van 250