De droogmakerij ten zuidwesten van Amsterdam is een vreemde eend in de bijt van de grootste Nederlandse gemeentes. Met 142 duizend inwoners staat ze op de zeventiende plaats, in oppervlakte is de Haarlemmermeer echter groter dan de hoofdstad. Een klassieke stad is het niet, eerder een reusachtige Vinex-locatie avant la lettre, met de kernen Hoofddorp en Nieuw-Vennep en bebouwing langs de randen. En dat blijkt de leefbaarheid ten goede te komen: ondanks de geluidoverlast van Schiphol was Haarlemmermeer in 1998 de enige gemeente zonder ‘matige’ clusters. De leefbaarheid was overal ‘positief’ tot ‘zeer positief’, een decennium later kwam daar ‘uiterst positief’ bij.
Pas na lang zoeken vind je enkele barstjes in het suburbane geluk van de Haarlemmermeer. Het noordelijke dorp Zwanenburg herbergt twee kleine clusters met een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ tussen 1998 en 2008. Bij de Proosdij springen de afname van het voorzieningenniveau en de sociale samenhang in het oog. Rond de Populierenlaan is sprake van een lichte teruggang op alle dimensies behalve de publieke ruimte. Maar voor beide plekken geldt dat de afname van de leefbaarheid beperkt blijft tot een verschuiving van ‘zeer positief’ naar ‘positief’.
Ook in Hoofddorp – met 73 duizend inwoners de grootste kern – vond een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ plaats. Hier betrof het de drie flats in de jarenzeventigbuurt Graan voor Visch. De verbetering van sociale samenhang en woningvoorraad konden de verslechtering van de bevolkingssamenstelling, veiligheid en voorzieningenniveau niet compenseren. In 1998 was de leefbaarheid er nog ‘positief’, nu moeten ze het doen met ‘matig’. Die score gold overigens al langer voor de aanpalende laagbouw.