Rotondekunst zit in het verdomhoekje. De kunstelite beschouwt het middeneiland van een rotonde als een afwerkplek voor kunst. Dirk Sijmons, rijksadviseur voor het landschap, noemde de rotonde zelfs ‘het meest naargeestige schijnterritorium voor de beeldende kunst’. Ook Let Geerling van het instituut Kunst & Cultuur Overijssel moet er niets van hebben:’Wij zijn absoluut geen voorstander van rotondekunst, voor dat soort gedachten maken wij geen geld vrij. Wij zijn bezig met identiteit en niet met zo maar leuke dingen neerzetten.’
En we vroegen alleen maar of er een inventarisatie is van alle kunstwerken op Overijsselse rotondes. Aan een overzicht van ‘kunstuitingen in de openbare ruimte’ blijkt te worden gewerkt, maar dat laat nog op zich wachten en bovendien zullen rotondes niet als aparte categorie worden onderscheiden.
Er zat dus niets anders op dan alle Overijsselse gemeentes te vragen of zij een rotondekunstwerk binnen hun grenzen hebben. Of daarbuiten, want ze kunnen ook op provinciale rotondes staan. En tijdens het bellen bleek dat er lokaal heel anders tegen rotondekunst aan wordt gekeken. ‘Ik ijver er al jaren voor’, zegt cultuur-ambtenaar Bert den Ouden uit Hellendoorn, ‘maar financiën ligt dwars. Zij letten alleen op de kosten, terwijl ik zeg: het gaat om de plek, om de identiteit.’ Ambtenaar Vincent Kuipers uit Borne hoopt dat het lukt om met het achthonderdjarig bestaan van het dorp een rotondekunstwerk te realiseren: ‘Er is al een ontwerp, maar ja, de financiering, 35 duizend euro is niet niks.’ Bij het Hengelose bedrijventerrein Westermaat is geld het probleem niet, daar hebben de ondernemersvereniging, de Lionsclub en de gemeente samen een prijsvraag uitgeschreven voor een kunstwerk op de rotonde bij Ikea. En op de rotonde bij Beuningen betaalt de provincie: daar komen molenstenen, omdat vlakbij de romp van de Heimolen staat.
Rotondekunst blijkt een populair middel om een plaats ‘smoel’ te geven. Op basis van 24 rotondekunstwerken zou je dus een beeld van de provincie moeten kunnen schetsen. Journalist Tijs van den Boomen en grafisch ontwerper Peter Jonker doen in dit cahier een poging.
‘Wij’. Korter kan de identiteit van een wijk niet worden uitgedrukt. En als er nog geen ‘wij’ is – omdat Vinex-locatie De Vijfhoek in Deventer nog in aanbouw is – dan is dat ‘wij’ de aansporing om aan de verbondenheid van de wijk te werken, om je open te stellen voor je wijkgenoten. ‘Ik en de ander’ heet niet voor niets het kunstproject waar ‘wij’ onderdeel van uitmaakt, samen met ‘zij’, ‘hij’, ‘mij’, ‘gij’ en ‘jij’.
Maar ja, om met ‘wij’ te beginnen moet je wel van de goede kant komen, van de kant die de stedenbouwers als de entree van deze nieuwbouwwijk beschouwen. Toevallig komen we van de andere kant, van de Nico Bolkesteinlaan, en dan stuit je als eerste op een onbegrijpelijke stapeling van ijzeren vormen. Pas als je er een rondje omheen draait, zie je dat je begroet wordt door het spiegelbeeld van het woord ‘jij’. In het werk van kunstenaar Marc Ruygrok spelen letters en woorden een grote rol. Normaal brengt hij die aan op gebouwen en objecten, over de leesrichting kan dan geen misverstand bestaan. Maar een rotonde heeft geen richting, het object op het middeneiland is van alle kanten te zien, dus ook van de achterkant – waardoor je spiegelschrift voorgeschoteld krijgt – en van de zijkant – wat voor de kijker een plat vlak oplevert. ‘Ik denk dat het een bepaalde betekenis heeft die wij niet begrijpen’, zegt het meisje achter de toonbank van het filiaal van Brood en Banket Timmer dat gevestigd is in het winkelcentrum bij de ‘jij’.
Van de zes kunstwoorden zijn er inmiddels drie geïnstalleerd op de centrale weg die de nieuwbouwwijk omgordt. De andere drie staan in afwachting van definitieve plaatsing bij het wijkinformatiecentrum dat net voorbij de ‘zij’ is gebouwd. ‘Wij vinden dat we niet alleen verantwoordelijk zijn voor de bakstenen, maar voor de hele leefomgeving’, zegt voorlichter Eric Wassink, ‘zo’n wijk is een melting pot, mensen komen overal vandaan en we willen graag dat ze kunnen zeggen: “Wat fijn dat wij in De Vijfhoek wonen.’ De volgorde waarin ‘hij’, ‘gij’ en ‘mij’ geplaatst worden is nog niet bekend, wel is zeker dat ook deze drie op de centrale ontsluitingsweg komen. Wassink: ‘Het mooie is dat je altijd langs de rotondes moet om bij je huis te komen.’
We verlaten de wijk bij de ‘wij’ en als om de woorden van de voorlichter kracht bij te zetten zit op het rotondebord een foto geplakt van een stel dat 25 jaar getrouwd is en dat daar zo te zien een flinke borrel op aan het drinken is. Een duidelijk voorbeeld van ‘wij’, denk je in eerste instantie. Maar dan wel een voorbeeld van het ingeperkte ‘wij’, van de kleine, exclusieve kring, van het ‘wij tegen de rest van de wereld’. En dan valt ons oog op de Vlinderparkweg die op de rotonde uitkomt en die gemarkeerd wordt met een bord ‘Privé weg’. Dit is van ‘ons’, zegt het bord, en hier ben ‘jij’ niet welkom. Wij vervolgen onze weg, dieper Overijssel in.
Bij Markelo begint het landschap Duits aan te doen: zacht glooiende heuvels die zich uitstrekken naar de einder, weidse akkers die bewerkt worden met grote landbouwmachines. Het dorp zelf wordt niet gedomineerd door de kerk, maar door coöperatie Arkervaart-Twente: de reusachtige witte silo’s met mengvoeders staan midden in het dorp en torenen boven alles uit.
Het agrarische karakter van Markelo wordt sinds 2001 nog eens extra benadrukt door een beeld aan de noordkant van het dorp. Op de rotonde Rijssenseweg/Oldenhof staat een zaaiende boer, hij kijkt uit op de nieuwbouw van dierenkliniek De vijf heuvels, achter zijn rug weet hij Autoservice Markelo. Maar is het wel een boer? De spuuglok en de eigenwijs wippende neus doen eerder denken aan een dandy. Of aan een notabele, die zich voor een braderie met oude ambachten heeft uitgedost als boer, compleet met zaaigoed. Misschien was er geen echte boer te vinden die bereid was om te poseren voor een beeld dat het bestaan van pneumatische zaaimachines, frontfreesen en diepploegers simpelweg ontkent. De gepolijste idylle van het beeld wordt alleen verstoord door vijf betonnen zakken die er omheen staan en liggen. Ze zijn op de meest primitieve manier gemaakt: je giet een lege zak vol beton, laat het uitharden, trekt de zak eraf en klaar. Zo zou een boer het zelf ook gedaan hebben.
In Goor zou iets bijzonders staan, had de cultuur-ambtenaar van de gemeente Hof van Twente gezegd, iets dat de identiteit van de samenvoeging van de gemeentes Delden, Diepenheim, Goor en Markelo weerspiegelt en dat bovendien een relatie legt met het ‘Hans en Grietjehuis’ dat er vlakbij staat. Een veelbelovende aanbeveling.
Bij de markt van Goor, een groot plein tussen de nauwe straatjes van dit industriedorp, vragen we de weg. ‘Het staat bij iets dat eruit ziet als een moskee, maar dat is het pand van een aannemer’, zegt een mevrouw met regenjas. ‘Hoe het eruitziet? Dat weet ik niet, als je er zo vaak langskomt, dan weet je dat niet meer.’
Als we na enig zoekwerk het beeld vinden, kunnen we ons daar wel iets bij voorstellen. Niet dat je het beeld makkelijk vergeet als je het een keer gezien hebt, maar het beschrijven, dat is een kunst apart. Het lijkt nergens op. Of eigenlijk toch wel: het is een typische Schabracq, de kunstenaar die ook de veelkleurige totempalen op het Amsterdamse Damrak neerzette. Het moet gezegd dat zijn werk op een rotonde aan de rand van een bedrijventerrein minder kwaad kan dan in een historische binnenstad,
Het beeld harmonieert wonderwel met het hoofdkantoor van Aan de Stegge Bouw en Werktuigbouw. Deze barokke kermisattractie, die volgens de architect een kruising van Hundertwasser en Gaudi is, ligt een paar honderd meter verderop aan de Enterseweg en is vanaf de rotonde goed te zien. Maar ook de directe buurman van het kunstwerk lijkt in het complot betrokken: op zijn keurig geschoren gazon voor de villa heeft hij een zonnewijzer in de vorm van een wereldbol gezet.
Wie zegt dat je een kunstenaar nodig hebt voor rotondekunst? De gemeente Haaksbergen in ieder geval niet, daar bedacht A.P. de Kluys, het inmiddels gepensioneerde hoofd groenvoorziening, dat sport een aardig thema was om de zeven rotondes van de Westsingel op te sieren. Hij nam vervolgens zelf de ontwerp-handschoen op, liet Twentse Hekwerken uit buurstad Enschede de hekken in de juiste ronding buigen en gaf de eigen timmerwerkplaats opdracht de zwemmers, schaatsers en nog vijf andere sporters uit trespa te zagen. Moeren en bouten erdoorheen. Klaar.
Een kleine veertig kilometer noordelijker zullen we een soortgelijke versiering van een rotonde aantreffen: de Tubbergse motorrijders. Maar pas op: hier betreft het kunst met een grote K, mede-gefinancierd door Kunst & Cultuur Overijssel, het instituut dat eigenlijk ‘geen voorstander van rotondekunst’ is. De beeldengroep is onderdeel van het Millenniumproject van Gert Sennema, die voor elk van de negen dorpen van de gemeente Tubbergen een kunstwerk maakte dat verwijst naar de geschiedenis en identiteit van die plek. De zestien motorrijders rijden met de klok mee, en dus tegen de rijrichting van het verkeer in. Dat deed Sennema niet uit artistieke tegendraadsheid, maar omdat de TT van Tubbergen, waaraan het kunstwerk refereert, ook zo reed. De internationale motor races, die elk jaar op tweede pinksterdag plaatsvonden en tienduizenden bezoekers trokken, werden door de snellere motoren steeds gevaarlijker. Zo vielen er in1972 twee doden: een 25-jarige coureur en een 61-jarige toeschouwer. ‘Als ik op dit moment naar mijn geweten luister, zijn dit de laatste races in Tubbergen geweest’, zei voorzitter Jansen die middag. In werkelijkheid duurde het nog negen jaar voor het doek definitief viel.
Ter ere van de onthulling defileerden er in oktober 2002 oude motoren langs het kunstwerk. Dat bleek zo leuk dat er sindsdien weer elk jaar met pinksteren een historische race wordt gehouden. Daarbij gaat niet het niet langer om de snelste: tegenwoordig is het een ‘regelmatigheidswedstrijd’.
Verkeer rijdt er nauwelijks over het Krabbenbosplein, het hart van de Hengelose arbeidersbuurt Nijverheid. De naam van de buurt klinkt dynamisch, maar de nijvere tijden zijn lang vervlogen: in de lage, donkere huisjes wonen vooral nog oude mensen. Vroeger stonden er zes dennenbomen op het plein, die sneuvelden om plaats te maken voor de rotonde en het kunstwerk. Alleen de naam van de shoarmazaak om de hoek – De zes dennen – herinnert nog aan het oude plein. De zaak wisselt zo vaak van eigenaar, dat niemand het de moeite waard vindt om de naam aan te passen.
De viswinkel ernaast zit er al langer. ‘Het is net de Efteling’, zegt mevrouw Snieders terwijl ze op haar kibbeling wacht. ‘Je kunt ook helemaal niet zien wat of ’t is. Ze zouden er een bordje bij moeten zetten.’ Protest was er niet bij het omhakken van de dennen en de plaatsing van het kunstwerk: ‘Ze doen toch wat ze willen.’
Misschien is enige uitleg van kunstenaar André Boone op zijn plaats. Op zijn website licht hij toe: ‘Het symbool representeert een werkelijkheid waarvan de betekenis willekeurig kan worden gecombineerd.’ En: ‘De beelden laten het publiek zien hoe invloeden van buitenaf mede de vorm bepalen. Met een open houding t.o.v. het vreemde, het andere, creëer ik een synthese van mijn gevoelswereld en vormentaal.’
Toch zijn ze niet haatdragend in Nijverheid. De eigenaresse van de viswinkel, die nog nooit iemand heeft horen zeggen dat hij het mooi vindt, zegt vergoelijkend: ‘Misschien zou het ergens anders best op zijn plaats zijn.’
In buurstad Enschede blijkt dat er op het gebied van de kunst grote verschillen bestaan tussen de seksen: je hebt jongenskunst en meisjeskunst. Als we passerende meisjes en vrouwen vragen wat ze vinden van het beeld op de rotonde Haaksbergerstraat/Helmerzijdeweg, dan zeggen ze, na een vluchtige blik op het kunstwerk: ‘Mooi, ja dat vind ik geloof ik wel heel mooi. Of: ‘Het fleurt de boel lekker op.’ Het andere geslacht reageert afwijzend: ‘Voor mij hoeft het niet’ en ‘Ik kan dat geen kunst noemen.’ Marcel Leves, die zit te vissen in de naastgelegen sloot, noemt spontaan het rotondekunstwerk ‘met de autootjes’: ‘Daar moet je eens gaan kijken, dat is heel wat beter dan dit verschrikkelijke ding.’ Leves’ tip leidt naar de rotonde Auke Vleerstraat/Jupiterstraat. Hier staat een driedimensionale verbeelding van de rotonde, compleet met autootjes van polyester. De passerende fietsers, meest studenten van de nabijgelegen Technische Universiteit, oordelen keurig volgens hun kunne. Jongens vinden het ‘te gek’ of ‘echt een icoon’. Meisjes vinden het ‘kinderachtig’ dan wel: ‘Het is kleurrijk, maar mooi? Nou nee.’
Jongenskunst blijkt gemaakt te worden door jongens, in dit geval door Olaf Mooij, die zijn website op één van de autootjes heeft geschilderd. En de meisjeskunst is van de hand van Helga Kock am Brink, die haar schepping Hybride no. 3: Luister naar de natuur heeft gedoopt. De oranje wortel tussen de uitvergrote hazenoren is overigens niet van de hand van de kunstenares. Onbekenden hebben met oranje zeildoek en twee dennentakken een visueel commentaar op het beeld geleverd. En dat lijkt ons nu weer typisch jongenswerk. Net zoals de autootjes die van het kunstwerk van Mooij werden gejat – ‘Gewoon met steeksleutetje 13’ – totdat de moeren werden vastgelast.
Resteert ons nog één stad van de Twentse stedendriehoek: Oldenzaal. Dit is de katholiekste gemeente van het stel, hier vindt het grootste carnaval boven de rivieren plaats. Het is, voor Overijsselse begrippen, een stad met schwung, ‘de glimlach van Twente’. Het is aanlokkelijk om denken dat de kleinste van de drie om die reden gezegend is met het grootste aantal rotondekunstwerken, maar dat klopt niet.
Het eerste Oldenzaalse kunstwerk staat op de rotonde aan de voet van de Ossenmaatstraat, een vierbaansweg met ongelijkvloerse kruisingen. Of eigenlijk staat het kunstwerk niet echt, het is meer liggen wat het doet. Eerst lag de reusachtige geblokte theedoek in een winkelcentrum in de aanpalende wijk, maar dat wilde er bij de verbouwing vanaf. In 2000 werd een principe akkoord bereikt met de maker, Sjef Sales, om het beeld naar de rotonde te verslepen. Maar ja, die locatie was veel groter, dus breidde Sales zijn werk uit en drapeerde het drie jaar later op wellustige wijze om de paal van de ANWB. Mocht de rotonde ooit verdwijnen, dan zal het kunstwerk niet nogmaals van de sloop gered worden. In het contract dat Oldenzaal met de kunstenaar sloot, staat dat de gemeente ‘geen verplichting meer heeft jegens de heer Sales of diens erfgenamen’.
Ook de andere twee kunstwerken, op de Rijksrondweg, zitten vastgebakken aan hun rotonde. Ze zijn zo sterk geïntegreerd dat moeilijk uit te maken is waar de rotonde ophoudt en het kunstwerk begint. Of is het een langzaam oplopende plantenbak met een doorsnede van bijna veertig meter? Een schuine borstwering die moet voorkomen dat tegenliggers verblind raken? Een grintbak waarin vrachtwagens tot stilstand kunnen komen die door hun remmen zijn geschoten? Lastig uit te maken, maar wat doet het er toe: de schuin afgesneden kokers passen de rotondes als een handschoen. Maar met de katholieke voorliefde voor beelden heeft deze strenge ingenieurskunst weinig te maken.
Meteen buiten Oldenzaal begint het platteland weer in al zijn rust en eenvoud, op rotondes is het afgelopen met verantwoorde kunst en stadse fratsen (m/v). Losser, Rossum en Reutum wachten ons, een trio dat klinkt als een belletje.
In Losser wordt gelost, of eigenlijk: er werd gelost. Steenfabriek De Werklust is al lang failliet en is een tweede leven begonnen als toeristische attractie, je kunt er onder andere terecht voor rondleidingen, klootschieten en boerengolf. Drie van de kipkarretjes waarmee vroeger de klei werd vervoerd, zijn terechtgekomen op de rotonde pal naast de fabriek. Het Osseplein – vernoemd naar de voormalige eigenaar – kreeg zo een effectieve aankleding: je ziet onmiddellijk wat het voorstelt. Hetzelfde geldt voor de beschilderde beesten die op het gazon voor de steenfabriek staan: het zijn koeien en bij koeien horen boeren en daar hoort weer boerengolf bij.
Op de rotonde vlak buiten Rossum staan klassieke ‘Twentse landhekken’, in een nagelnieuwe uitvoering. Hoewel een weg dwars over de rotonde ontbreekt en de hekken dus geen functie hebben, zijn ze veiligheidshalve toch afgesloten met hangslotjes. Zeker is zeker, net als de reflectoren die automobilisten ervan moeten weerhouden de zware houten balken te rammen.
De hekken dragen de digitale de handtekening van de ontwerper: www.landschapsadvies-welhuis.nl. ‘Niet alleen de natuur heeft het moeilijk maar ook kleine cultuurhistorische bouwwerken hebben het moeilijk in deze tijd’, schrijft het bureau, terwijl deze monumentjes ‘voor de mens van esthetisch groot belang’ zijn. Gelukkig kun je ze dus gewoon namaken.
Maar het beste moet nog komen: de reegeit van Reutum, dat evenals de motorrijders onderdeel is van het Millenniumproject van Tubbergen. Een realistische, bronzen Bambi op een rotonde: idyllischer kan het niet, verkneukelen we ons bij voorbaat. Soms worden er grappen met het kleine beestje uitgehaald, hebben we al gehoord, zo is het eens besprongen door een carnavalsbok van drie, vier meter hoog.
Maar als we de rotonde net buiten het dorp zien opdoemen worden we stil. Zo klein en angstig als de reegeit op de vlakte van grijsgele betonstenen staat, het doet je hart bijna breken. Blijkbaar is ze niet zozeer bang voor het doorgaande verkeer van de N349, maar voor de jongens uit Reutum zelf, want ze probeert zich, tevergeefs, te verschuilen achter ANWBpaal nummer 5079.
Kunstenaar Gert Sennema heeft de reusachtige afmetingen van de rotonde, met zijn doorsnede van 25 meter, simpelweg ontkend en daardoor trekt het beeldje alle aandacht naar zich toe. Dat dit spel niet altijd werkt zullen we verderop in Nieuwleusen merken, waar een kemphaan met opgezette verenkraag verloren op een sokkel staat. Het zal wel een honkmannetjes moeten verbeelden, het mannetje dat in het midden van de arena zijn honk verdedigt tegen zijn rivalen, maar dat is dan toch de eerste keer dat een kemphaan in een rozenstruik knokt: de philomachus staat erom bekend dat hij als slagveld juist drassig, open land uitzoekt.
Op naar Vriezenveen, naar het veen waar het brood altijd werd verdiend in het zweet des aanschijns. Het sombere, langgerekte lintdorp getuigt er nog van: het is gebouwd op een smalle zandrug, aan weerszijden van de weg steken diepe kavels schuin het veen in. Ook dorpen gaan met hun tijd mee, dus wordt aan het einde van het lint een Vinex-locatie gebouwd: Weemelanden. Als een fleurige kwab van bijna twintig hectare verrijst de nieuwe wijk uit het veen, via een rotonde verbonden met het oude dorp.
Ondanks de hoogdravende woorden over het ‘nauwe contact met het slagenlandschap’ zou deze wijk overal in Nederland kunnen staan, net zoals het kunstwerk op de rotonde, een hebbedingetje dat de wijk aan een identiteit moet helpen, maar dat vooral het ontbreken daarvan pijnlijk benadrukt. Niet dat het lelijk is, maar wat doet het hier in ’s hemelsnaam?
Het roestvrij stalen beeld blijkt een titel te hebben, Cyclus, en stelt volgens de Hengelose kunstenaar Arpad Szombathelyi ‘een levenscyclus voor met hoogte- en dieptepunten, maar het kan ook een symbool zijn voor een dynamische dag of jaar met ups en downs.’ Alleen de wegwijzers geven de plek prijs waar we ons bevinden: Oud-Vriezenveen rechtsaf. Op dit bord is de naam van het dorp nog bewaard gebleven, want sinds de gemeentelijke herindeling van 2001 heet het officieel Twenterand.
De man met de kruiwagen is moeilijk te missen als je Ommen vanuit het noorden binnenrijdt, je volgt de Balkerweg en rijdt er tegenaan. Dit moet een cadeau zijn van Bouwmarkt Big Boss, is onze eerste gedachte, het Ommense filiaal van deze keten ligt ten slotte pal aan de rotonde. Maar dan zou het wel een cadeau met een vooruitziende blik zijn geweest, want het kunstwerk dateert van 1997, Big Boss vestigde zich hier pas drie jaar later.
Het beeld blijkt een geschenk van woningcorporatie De Veste te zijn, zij wilde zo ‘haar waardering uitspreken voor de goede verhoudingen met de gemeente.’ Weer en wind hebben het betonnen beeld al aardig aangetast, een laagje mos versterkt de sinistere aanblik van deze reusachtige trol.
Waarom zo’n boosaardig beeld? Dat verstrekt de band met de gemeente toch niet? De website van kunstenaar Joris Baudoin, die zich ook wel Joris Beton noemt, licht een tip van de sluier op: ‘Doordat beton snel hardt, uitzakt, moeilijk hanteerbaar is en er o.a. met wapening, mallen, met de hand en later met slijpmachines gewerkt moet worden, ontstaat er een spontane, ietwat primitieve vorm.’ Wie zegt dat het makkelijk is om een beeld te maken?
Twintig kilometer naar het westen, in de hoofdstad van de provincie, staat wel een goed gelijkend beeld. Op de rotonde voor het station staat een parmante bronzen Thorbecke, de beroemdste zoon van Zwolle. Het beeld is niet zo mooi als het rijksmonument dat al ruim een eeuw op het Amsterdamse Thorbeckeplein staat, maar ook hier in Zwolle staat hij er dankzij beeldhouwer H. Bayens fier en vooral herkenbaar bij. Maar ja, dat is lastig te zien zonder het gevaar te lopen om door een bus van je sokken te worden gereden.
Het probleem dat je rotondekunstwerken niet van dichtbij kunt bekijken, hebben ze in Staphorst voortvarend opgelost. Hier staan de kunstwerken niet op de rotonde, maar er pal naast. Overigens is dat niet gedaan uit respect voor de verfijnde kwaliteit van het beeld: volgens de gemeenteraad leidt een beeld op de rotonde het verkeer af en dat is onveilig.
Midden in het dorp staat een vrouw in Staphorster klederdracht, een schepping van Kini Copinga, de kunstenares die ook de kemphaan in Nieuwleusen maakte. Door de plaatsing naast de rotonde heb je rustig de kans om het beeld, dat niet veel groter is dan een rotondebord, in je op te nemen, alsmede de plaquette van de gulle gevers. Een van hen blijkt de projectontwikkelaar te zijn die aan de andere kant van de rotonde een complex van 22 luxe koopappartementen bouwt. Even verderop ligt nog een plaquette ingemetseld, die memoreert de steun die het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling gaf voor de herinrichting van dit centrumgebied. En wat doet de Staphorster jeugd om haar dankbaarheid te tonen voor zoveel verbeteringen? Die rotjongens draaien de rotondeborden achterstevoren.
Verderop aan de Gemeenteweg, waar die de snelweg kruist, staat het tweede rotondekunstwerk van Staphorst, of beter gezegd: hier staat het stovondekunstwerk. Want de rotonde onder het viaduct van de A32 is niet rond maar ovaal, zodat deze Staphorstervariant een stovonde wordt genoemd, de Wethouder Coster Stovonde om precies te zijn. Het kunstwerk, ‘iets abstracts’ volgens de gemeentelijke voorlichtster, ligt een beetje verdrietig terzijde in een perkje, de bloemen slagen er niet in het op te monteren. Ook dit beeld is een gift: toen Rollecate, producent van kozijnen en gevels in staal en kunststof, veertig jaar bestond gaf het een kunstenaar uit Apeldoorn opdracht iets te maken. ‘Wat stelt het voor?’ wilde de burgemeester weten in verband met zijn openingsspeech, maar daarop moest het bedrijf het antwoord schuldig blijven, een titel heeft het evenmin. In ieder geval maakt het beeld sterk de indruk dat de kunstenaar vrijelijk mocht putten uit de voorraad materiaal van Rollecate.
Staphorst staat overigens niet alleen in zijn afwijkende plaatsing van kunstwerken. Eerder stuitten we in Haaksbergen al op een roestvrijstalen haarspeld van Hans Morselt. Komend over de Westsingel, langs de rotondes met uitgezaagde fietsers, zwemmers en paardrijders, leek het net of het gevaarte netjes op het middeneiland stond. Het beeld markeert echter niet de rotonde zelf, maar de naastgelegen carpoolplaats, met een schamele zes parkeerplekken, een leeg contactbord en een lantaarnpaal waar we bij het keren de auto tegenaan knalden. Een naam heeft dit beeld in ieder geval wel: Spankracht.
In Tuk, een buurtschap van Steenwijk, hadden ze geen subsidie van het Euregio Mozer Cultuurbureau nodig om een kunstwerk naast een rotonde te plaatsen. Op eigen kosten zette de gemeente een klomp op het oude industriegebied om haar beroemdste inwoners te eren: Mannenkoor Karrespoor, dat Top 40- hits scoorde als Mooi Man, Lekker Op De Trekker en Genieten Dikke Tieten. De kunststof klomp biedt een heel wat vrolijker aanblik dan de versiering waarmee het nieuwe Steenwijkse bedrijventerrein, aan de voet van de snelweg, is opgeleukt: een stapel veldstenen die de ‘hoogwaardige kantoorvilla’s’ van een dito cachet moet voorzien.
Beplanting is de traditionele manier om het middeneiland van een rotonde aan te kleden: de naakte leegte wordt letterlijk bedekt met groen. Dat schaamgroen kan beperkt blijven tot een gazon, maar vaak gooit de plantsoenendienst er bloemen, planten, pluimen en zelfs complete bomen tegenaan. Om makkelijk te kunnen schoffelen en snoeien, worden er vervolgens klinkerpaden tussen de bedden gelegd, waardoor de rotonde een miniatuur park met wandelpaden lijkt. Het blijft wel een kijk-parkje: betreden verboden.
Heggen kun je natuurlijk rechttoe-rechtaan knippen, maar heesters laten zich makkelijk vormen. Tot letters bijvoorbeeld. In Nieuwleusen kostte het moeite om de groene code te kraken: Eeledem? Meelede? Ledemee? Het blijkt De Meele te zijn, de naam van het aanpalende bedrijventerrein.
Als we vanuit de lege polder Genemuiden binnenrijden weten we wel meteen wat ons gezegd wordt: Welkom. Jammer is dat een deel van de heggen dood is en dat ze ook nog eens aan het oog worden onttrokken door een bord met de aankondiging dat de plaatselijke sportclub 75 jaar bestaat. Maar als we het dorp aan de andere kant verlaten stuiten we op een tweede rotonde, die aan alle kanten vrij ligt. En de heggen wensen ons in gave letters: Tot ziens.
Een rondreis is een soort rotonde in het groot en dus komen we aan het einde van de reis weer keurig terug in Deventer. Om daar nog een tweede rotondekunstwerk te ontdekken op het Emmaplein.
Hier is, conform de weerzin van de gevestigde kunstwereld tegen rotondekunst, gestreefd naar leegte, naar minimalisme. Het middeneiland is bedekt met Indiase kalksteen, alleen de verkeersbordjes verstoren het grote ronde niets.
Met respect kijken we naar het lege middeneiland: ontwerper Michael van Gessel heeft het horror vacuï in de ogen gezien en is niet bezweken voor de verleiding er iets op te zetten. Wat een geestelijke kracht. En dan valt ons oog op de buitenring van de rotonde: een plantenbak. Om het gezellig te maken. Dus toch