Klik hier voor de nieuwe kaart
Luister hier naar het interview op Radio 1
Kijk hier naar het item op AT5
Waarom houden zoveel mensen van New York en waarom voelt zelfs de grootste angsthaas zich er al snel thuis? De talloze beelden in films helpen natuurlijk, maar onderschat het heldere stratenpatroon en de consequente naamgeving niet. Zo loopt Broadway over een lengte van 21 kilometer door Manhattan en daarna nog eens 32 kilometer verder naar het noorden.
Vergelijk dat eens met Amsterdam. Je start je wandeling op de Dam en loopt naar het oosten. Binnen vijfhonderd meter verandert de straat vier keer van naam: Damstraat, Oude Hoogstraat, Nieuwe Hoogstraat, Snoekjessteeg. Dat is om gek van te worden, en niet alleen voor toeristen. Oké, we hebben de grachtengordel, dat helpt een beetje. De Prinsengracht draagt maar liefst 3.100 meter dezelfde naam. Tel daar de Korte en de Nieuwe Prinsengracht bij op en je komt op bijna vier kilometer. Maar bij de Singelgracht gaat het alweer mis: er zijn in totaal elf verschillende namen nodig om beide zijden van deze gracht aan te duiden.
Was het met een schuin oog op New York dat Amsterdam in de jaren tachtig als eerste stad van Nederland genummerde stadsroutes invoerde? In ieder geval werd de Singelgracht de S100 en kreeg bijvoorbeeld de Haarlemmerweg nummer S103 toebedeeld. Decennialang gebruikte Rijkswaterstaat de S-nummers braaf om de afslagen van de ringweg te nummeren, maar onlangs kregen de Amsterdamse afslagen net als overal in Nederland gewoon een cijfer: afslag S103 werd simpelweg afslag 3. Vreemd genoeg staan de S-nummers wel nog steeds vermeld op de blauwe ANWB-borden.
Verwarrend? Valt wel mee, want bijna niemand gebruikt ze. Zelfs de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer, die zorgt dat de S-routes bij sneeuw altijd begaanbaar blijven, vermeldt de nummers niet in zijn publieksvoorlichting. De nummers zijn dus niet echt aangeslagen, maar hoe moet het dan wel?
Om een stad begrijpelijker te maken is het niet voldoende dat straten over een grote lengte dezelfde aanduiding hebben, veel belangrijker is dat die aanduiding logisch is en helpt om je te oriënteren. En wat is er dan overzichtelijker dan ze naar hun bestemming noemen? Vroeger gebeurde dat vanzelf: de Utrechtsestraat ging naar Utrecht, de Haarlemmerstraat naar Haarlem. In de loop van de negentiende eeuw verwaterde dit systeem: bij elke nieuwe uitbreiding werd voor een deel van de oude straatweg een nieuwe naam verzonnen.
Dat het ook anders kan, zag ik toen ik twee maanden in Brussel verbleef. De oude steenwegen, die als de stralen van een ster in alle richtingen lopen, bieden een uitstekend houvast: als je de Steenweg op Gent volgt, dan kom je ook gewoon in Gent uit, hetzelfde geldt voor ruim veertig ander steenwegen, die naar bekende bestemmingen als Antwerpen, Leuven en Charleroi leiden, maar ook naar exotische als Vleurgat en Wemmel.
Zeg mij hoe de straat heet en ik zal u zeggen waar ze heengaat. Zo begrijp je niet alleen hoe de stad historisch is gegroeid, maar en passant leer je ook hoe de wijde omgeving in elkaar zit. Een systeem dat zichzelf uitlegt, daar kan geen TomTom tegenop.
Zou dat in Amsterdam ook kunnen, vroeg ik me na terugkeer af, en ik stelde de volgende spelregels op: zoek lange, doorgaande routes en kies uit de straatnamen die op de route voorkomen de naam die de bestemming van de route aangeeft.
De eerste was makkelijk: als je de Haarlemmerweg en de Haarlemmerdijk voor het gemak ook even gewoon Haarlemmerstraat noemt, dan kom je letterlijk een heel eind: 9,5 kilometer om precies te zijn. Met wat puzzelen vond ik uiteindelijk zeventien straten die naar een stad voeren (zoals Utrecht en Den Haag), of naar een voormalig dorp (Buiksloot), een polder (Buitenveldert), een stadsdeel (IJburg) of een markant punt in de stad (Amstel, Raadhuis).
Verder zijn er drie routes die nergens een naam hebben die naar de bestemming verwijst, maar waarvan een deel wel een naam draagt die in het geheugen van de stad gebeiteld staat: Vijzelstraat, Kinkerstraat en Ceintuurbaan. Die kregen gewoon over de volle lengte die naam.
Slechts bij drie namen heb ik gezondigd tegen de regels. De eerste is de Singelgracht, want die naam komt in het officiële straatnamenregister helemaal niet voor: alleen het water heet zo, de straten niet. Omdat de naam zo logisch is, kwam hij toch door de selectie.
Een tweede probleem dook op bij de weg die van de Singelgracht naar Geuzenveld loopt. Geen van de zeven straatnamen is voldoende aansprekend, wat ligt er dan meer voor de hand dan de Geuzenveldlaan? Dat zou bovendien meteen een historische omissie goedmaken. Van de drie tuinsteden die Van Eesteren ontwierp, kreeg Osdorp een eigen plein en weg (en zelfs een ban – waarvan bijna niemand weet wat het is) en ook naar Slotermeer werd een weg vernoemd, maar Geuzenveld kreeg niks, nada, noppes. Geen wonder dat niemand weet waar het ligt.
En ten slotte is er de Weesperstraat. Ooit was dit de straat die dwars door de Jodenbuurt op haar gemak naar Weesp kronkelde, maar in de jaren zestig werd alles platgeslagen en kwam hier een vierbaans autoweg te liggen die via de Wibaustraat en de Gooiseweg naar de Bijlmer leidt. Blijkbaar schaamde Amsterdam zich voor zijn hoogbouwwijk, want er kwam nergens een straatnaam die aangeeft hoe je er kunt komen. Gaat de weg nu naar Weesp of naar de Bijlmer? Belangrijkste bestemming eerst, vandaar de keuze om deze straat gewoon recht voor zijn raap de Bijlmerweg te noemen.