Ratten bijten elkaar dood als ze met velen in een kleine ruimte verkeren. Mensen niet, die schikken en plooien, overleggen en ruziën, bedisselen en regelen. Deze week in een 18-delige serie over de strijd om de ruimte: de daklozen van Schiphol.
Luchthavens zijn allang niet meer uitsluitend aanlegplaatsen voor vliegtuigen, ze omvatten treinstations, winkelcentra, hotels, spotterplaatsen, casino’s. Dat geldt ook voor Schiphol dat zich graag afficheert als ‘Airport City’. Maar een stad is pas echt een stad als er elementen opduiken die de makers zelf niet gepland hadden, zoals daklozen, hangjongeren en prostituées. In die zin mag Schiphol zich tegenwoordig met recht een stad noemen: het heeft zijn eigen portie grootstedelijke dynamiek.
De beveiligingsdienst van Schiphol schat dat de luchthaven tweehonderd vaste daklozen heeft: waaronder een harde kern van 35 zwervers die hier permanent domicilie heeft gekozen plus zestig illegalen die niet uitgezet kunnen worden. Over de cijfers valt te twisten – stadssocioloog Leon Deben van de Universiteit van Amsterdam houdt het eerder op honderd daklozen – maar de harde kern is duidelijk aanwezig. Carlos kan zich bijvoorbeeld niet voorstellen dat ze hem er ooit wegkrijgen, het is op Schiphol ‘warm, beschut en je kan er allerlei spullen vinden’. Beate hoort tot de veteranen, ze begon achttien jaar geleden op Schiphol-Oost: ‘Toen kon het nog, niemand deed er moeilijk over. Er waren zelfs nog stoffen banken waar je heerlijk op kon slapen. Toen de nieuwe hal in ’92 openging, begon de ellende. Er kwam meer toeloop en daardoor ging Schiphol ook steeds strenger de regels hanteren, steeds harder optreden.’
Beate en Carlos komen voor in het verslag dat Frank Groot, een student van Deben, schreef over de 55 dagen die hij rondhing tussen de daklozen van Schiphol. De crux van hun bestaan vormt het rondje langs de vuilnisbakken, ze hebben zelfgemaakte sleutels om de bakken open te krijgen. Voor hun vertrek ontdoen toeristen zich van etenswaren, drank, telefoonkaarten en seksboekjes, maar vooral van softdrugs. De gevonden weed en hasj wordt opgerookt, verkocht aan binnenkomende toeristen of onderling geruild. Zo staat een paar schoenen gelijk aan twee joints en een ‘ploffie’ coke.
Frank Groot had zich voorgenomen om ook de nachten op Schiphol door te brengen maar hij had pech: zijn onderzoek startte op 2 februari jongstleden, twee weken nadat een dakloze brand had gesticht in een toilet en de hele luchthaven ontruimd moest worden. Sinds die dag gaat Schiphol tussen middernacht en vier uur ’s ochtends op slot en mogen alleen reizigers en wegbrengers er nog in. De meeste daklozen slapen nu onder viaducten op Schiphol, onder de loopbrug naar het Sheratonhotel, in een bouwkeet, op de nabijgelegen treinstations Nieuw-Vennep en Amsterdam-Zuid/WTC. Ook nachttreinen zijn een geliefde plek. En ’s ochtends verzamelt de vaste clientèle zich weer op Schiphol Plaza, met alle gekrakeel vandien.
‘Door de brand konden we de noodzaak van de nachtsluiting hard maken bij de burgemeester van Haarlemmermeer’, zegt Leo Molijn, beleidsadviseur Security van de Schiphol Group. ‘In de eerste plaats vinden wij dat de overheid moet optreden tegen overlast, tegelijk zien we dat zij niet voldoet aan de kwaliteitseisen die wij als luchthaven stellen. Dus ondernemen we zelf ook actie.’
Probleem is de status van Plaza, de centrale hal van Schiphol die boven het treinstation ligt en waarover Beate al klaagde. Hier zijn de winkels gevestigd, en de fastfood-zaken die 24 uur per dag open zijn. Officieel is dit openbaar gebied, niemand weet hoe ver de bevoegdheden van Schiphol precies reiken. In iedere geval ver genoeg om fysieke maatregelen te nemen als schuine rekken op de verwarmingen waardoor je er niet meer op kunt liggen, en repressieve maatregelen als het project Justitie op Schiphol (JOS) en sweepteams die 24 uur per dag mensen wegsturen met de huisregels in de hand. Verboden is onder andere: liggen, slapen, skaten, alcohol drinken, roken, druggebruik, samenscholen, onnodig opdringen, bedelen en ‘door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden’. Ook het gebruik van stopcontacten om met een waterkoker cup-a-soup te maken, wordt niet op prijs gesteld.
Uit het onderzoek van Frank Groot blijkt dat het optreden van marechaussee en beveiligingsbeambten alleszins schappelijk is. Te grote groepen daklozen worden opgesplitst, recidiverende winkeldieven krijgen een winkelverbod, hasjrokers wordt verzocht buiten verder te roken. En ze sturen consequent iedereen weg die op de enige plek van Plaza gaat zitten die buiten het bereik van de camera’s valt. Nogal wat daklozen betitelen de beveiligingsbeambten als ‘gestapo’, maar dat is niet veel meer dan een ritueel. Feitelijk is er een redelijk evenwicht ontstaan. Zo signaleert Frank Groot: ‘Jaime vindt dat Kees terug naar Amsterdam moet gaan. Hij verpest hier alles voor de daklozen. Als Kees blowt gaat hij raar doen. Dat kan in Amsterdam, maar niet op Schiphol.’
Voor Schiphol is deze balans niet genoeg, ze wil de harde kern helemaal kwijt. Daarvoor is de luchthaven te rade gegaan bij winkelcentrum Hoog Catharijne. Daar heeft Leo Molijn geleerd dat je als bedrijf ‘de overheid mee moet nemen’. En dus heeft Schiphol de gemeente Haarlemmermeer verzocht een plan te schrijven voor een sociaal-maatschappelijke aanpak van het probleem. Voorlopig komt er alleen af en toe een busje van het Leger des Heils langs om daklozen te verwijzen naar opvangmogelijkheden. Zonder veel resultaat. Zoals in elke echte stad.
Om privacy-redenen zijn de namen van de daklozen veranderd.