De boodschap rukt op in het publiek domein: reclamemakers, kunstenaars en voorlichters proberen de aandacht van de burger te vangen.
Als je bij Nieuweschans Nederland binnenrijdt, schalt uit de autoradio meteen weer de stroom opgewekte jingles, boertige reclames en lach-of-ik-schiet-grappen van dj’s die je in Duitsland een tijdlang bespaard zijn gebleven. Gelukkig behoudt het landschap zijn ernst en ingetogenheid, totdat je oog, zonder voorafgaande waarschuwing, wordt getroffen door een joker die vanaf een tien meter hoge paal uitkijkt over de snelweg. En je weet: ik ben weer thuis.
Naast de joker staan een toren van dertien opeengestapelde speelkaarten en een paal met de naam Groningen. Dit moet de publiciteitscampagne zijn voor het Groningse casino, bedacht door het lokale reclamebureau dat al eerder de slagerij voorzag van levensgrote lachende zwijnen en het tenniscentrum van een reusachtig racket. Navraag leert echter dat ik ben gestuit op kunst met een hoofdletter K.
De joker is het werk van de wereldberoemde Amerikaanse architect John Hejduk en maakt deel uit van het project Stadsmarkeringen uit 1990. Ter ere van haar 950-jarige bestaan wilde Groningen de stadsgrenzen voorzien van krachtige symbolen. ‘Het is duidelijk dat het niet voldoende is om opnieuw poorten te bouwen – hoe graag vele Groningers dat ook zouden willen – omdat daardoor het idee van identiteit te sterk gekruid zou worden met het peper en zout van de nostalgie,’ schrijft de herinneringsbundel. En dus werd Daniel Libeskind aangetrokken, de architect van het Joods Museum in Berlijn en postmodernist bij uitstek. Libeskind trok lijnen en cirkels op de stadsplattegrond om te bepalen waar de markeringen moesten komen. Daarbij rommelde hij niet zo maar wat aan, integendeel, elke stap werd zorgvuldig gedefinieerd: ‘De Kromme Is: een structurele doorsnede door de ruggegraat: neigend naar het Gindse’ en ‘Het Blad Is: een dubbelzijdig veld, hangende in de geanticipeerde ademtocht.’
Hejduk – een leermeester van Libeskind – kreeg de locatie aan de snelweg toegewezen, tezamen met de volgende begrippen: tien uur ’s ochtends, donkerblauw, medicijnen, epische dichtkunst, ziekenhuis en de muze Calliope. Een onmogelijke opgave voor een gewone sterveling, zo niet voor Hejduk. Zijn methode van werken berust op osmose: hij en zijn vrouw ‘koesteren onze gezamenlijke afzondering en aanbidden de literatuur – het zwijgende woord.’ Volgt een verhaal over de kaartentoren die we moeten zien als een gefixeerd uurwerk, immers: ‘Bij elkaar opgeteld zijn de nummers van de Kaartentoren 364; 364 + 1 (de Joker) = 365 (dagen).’ Zoiets zong Cowboy Gerard in 1965 ook al in zijn hitje ‘Het spel kaarten’.
En alsof dat nog niet genoeg is ontdek ik, als ik mijn auto op de vluchtstrook geparkeerd heb, aan de achterkant van de toren dat de schoppenaas getooid is met de tekst ‘Made in USA, © 1935 by KEM PLastic Playing Cards Inc.’. Deze gelaagdheid slaat me bijna van mijn sokken: Hejduk laat ons zien dat de Groningse stadsmarkeringen wortelen in een historische traditie en dat ze geografische grenzen moeiteloos overschrijden. Zijn joker is dus niet alleen een ironisch commentaar op de stad, maar hij trekt tegelijk een lange neus naar de kunst zelf. Of andersom, zo u wilt. ‘Als de joker u tot boosheid laat komen is het kunstwerk al bijna geslaagd’, legt Marijke Martin, docent architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Groningen, me uit en ze begint aan een lange lofzang op dit ‘ontroerende en kwetsbare’ kunstwerk dat ‘op bijna naïeve wijze getuigt van de compactheid van de stad’. Martin wil wel toegeven dat het lastig te begrijpen is zonder boekje, maar ze houdt staande dat Hejduks werk ook op zichzelf een statement is.
Een statement is het zeker, alleen niet over Groningen, maar over de gloriedagen van het postmodernisme en het deconstructivisme, toen de architectuur ondergeschikt werd gemaakt aan de taal. Het getuigt van ironie dat juist de Groningers, die zo spaarzaam zijn met woorden, hier intrapten. Vrij naar Jan Schaefer: met gelul kun je geen stad markeren
Joker
De joker van Hejduk is niet alleen een ironisch commentaar op de stad, maar hij trekt tegelijk een lange neus naar de kunst zelf. Of andersom, zo u wilt.