Je moet de kaart goed bestuderen om ze te ontdekken, maar Gelderland heeft toch echt gebieden die geheel omgeven zijn door water. Eilanden dus. De Tielerwaard – het achtervoegsel ‘waard’ zegt het al – is zo’n eiland en niet zo’n kleintje ook: vijfendertig kilometer lang en gemiddeld vijf kilometer breed. Ze wordt boven begrensd door de Linge, onder door de Waal en rechts door een stukje Amsterdam-Rijnkanaal.
Veel last hebben de Tielerwaarders niet van hun eiland: ze kunnen er aan alle kanten in volle vaart op- en afrijden. En niet alleen zij: zonder het te merken rijden miljoenen Nederlanders er dagelijks overheen. De naam van het eiland zegt de meesten niets, ze kennen alleen het hart ervan: knooppunt Deil, de kruising van de A2 van Amsterdam naar Maastricht en de A15 van Rotterdam naar Nijmegen.
Om het eiland te betreden staan negentien autobruggen ter beschikking, plus zeven spoorbruggen, drie veren en een particuliere brug die wegens instortingsgevaar sinds een paar jaar alleen toegankelijk is voor voetgangers. Maar als je alleen naar de provinciale verbindingen kijkt, dan wordt de spoeling flink dunner, dan blijven er slechts vijf bruggen over.
De eerste mogelijkheid om de Tielerwaard te betreden is bij Leerdam, dat juist zijn zeshonderdjarig bestaan viert. De Linge laat zich hier van zijn beste kant zien: de rivier maakt een brede bocht, aan de kade wordt een zandschip gelost, rondvaartboten liggen te wachten op passagiers en de jachthaven puilt uit van de plezierbootjes. Ook de brug zelf doet haar best, het is een vroege jarenvijftigbrug die met vier brede pijlers in het water rust. De verbrede voet van de pijlers biedt een uitgelezen plaats om te zitten en dus hebben jongetjes met bakstenen een wankel spoor uitgezet van de oever naar de eerste pijler, zodat ze aan de achterzijde ervan, uit het zicht van volwassenen, kunnen vissen en roken. Alleen hun joelende stemmen verraden hen.Hemelsbreed vijf kilometer naar het oosten kun je het eiland weer verlaten via de N327. De blik op de rivierbocht met het dorpje Gellicum is idyllisch, maar van de brug zelf ziet de automobilist niet meer dan een saaie blauwe leuning met witte spijlen. De schoonheid van de brug is alleen weggelegd voor de bootjesmensen en voor de fietsers die de Lingeroute rijden en hier onder de weg door worden geleid: zij kunnen de onderkant bewonderen. De brug is tien jaar jonger dan haar Leerdamse evenknie en de stijl is soberder en functioneler: geen massieve pijlers meer, maar losse kolommen op een voet. Zodat je met minder beton toe kunt.
De automobilist komt wel aan zijn trekken bij Geldermalsen, waar je het eiland weer op kunt. Geflankeerd door een enorme treurwilg overspant een betonnen boogbrug van vlak voor de Tweede Wereldoorlog de Linge in één keer. Aan de afrit van de brug staat een kniehoge steen met een inscriptie die door de tand des tijds bijna is uitgewist. Met moeite lees ik ‘NOORDEINDE VAN HET HULPGAT’. Jos Vermeulen van Waterschap Rivierenland moet in de archieven duiken om de betekenis te achterhalen: als het dijklichaam hier afgegraven werd, kon de Tielerwaard in oorlogstijd onder water worden gezet.Na Geldermalsen blijft de Linge mooi maar is het gedaan met de bevaarbaarheid, alleen kano’s kunnen nog verder de rivier op. Vanaf hier nemen bruggen niet meer de moeite zich boven het water te verheffen om schepen door te laten. Het zijn niet meer dan betonnen planken die de oevers verbinden, de automobilist ziet slechts het blauw-witte hekwerk, zoals op de brug die me bij Buren weer van het eiland afbrengt. En soms ontbreekt zelfs de leuning: de brug die je bij Tiel weer terugbrengt op het eiland beschikt alleen over vangrails.
Waarom de hele rivier overspannen, dachten de ingenieurs die deze brug in 1980 voor de N835 bouwden, als je ook aan beide zijden een landtong kunt maken die je met damwandprofielen afzet? Dat is al de helft van de breedte gewonnen. De resterende helft overkapten ze met een betonnen bak, legden er een weg en een fietspad overheen en klaar. Bij deze brug is het verschil met een duiker – een koker die water onder een weg door leidt – miniem geworden. De esthetische en symbolische waarde van een brug zijn hier ondergeschikt gemaakt aan de functionaliteit, de rivier wordt zoveel mogelijk genegeerd.
Eind slecht, al slecht? Misschien niet. Ik moet nog van het eiland af zien te komen en aangezien de provinciale bruggen ‘op’ zijn, neem ik het dichtstbijzijnde alternatief: de nieuwe brug die vanuit Tiel het Amsterdam-Rijnkanaal oversteekt. Het is een elegante pijlerbrug, die zich spiegelt aan de pal ernaast gelegen brug die de Betuwelijn over het kanaal tilt. En om het feest compleet te maken ligt dáár weer naast nog een derde brug: de kubistische betonnen kolos van de A15. Een compleet bruggenlandschap op een presenteerblaadje. En iets verderop lonkt de indrukwekkendste brug van heel Gelderland en die is wel provinciaal bezit: de Prins Willem-Alexanderbrug over de Waal.