Zeg centrum en mensen denken aan bierfietsen, Nutellawinkels, vrijgezellenfeesten en de comeback van straatdealertjes. De politie waarschuwde vorige week zelfs voor overcrowding. ‘Straten afsluiten is de laatste optie, maar je wilt geen paniek’, zei politiechef Marjoleine Smit licht dreigend. Het centrum kun je dus maar beter mijden. Maar klopt dat wel? En vooral: wat is ‘het centrum’ dan?
Een homogene, harde kern heeft Amsterdam niet. Binnen de Singelgracht – tot 150 jaar geleden de grens van de stad – vind je een rijk geschakeerd gebied: Oostenburgereiland heeft weinig gemeen met de Gouden Bocht en de problemen van De Wallen verschillen hemelsbreed van die van Prinseneiland. Het wat ouderwetse woord ‘binnenstad’ drukt veel beter uit waar het om een gaat: een stuk van de stad, met alle nuances en verschillen die daarbij horen.
In alle discussies over drukte – zoals het vlak voor de zomer verschenen gemeentelijke rapport Stand van de Balans – wordt heel grof naar het centrum gekeken: je hebt het drukke Centrum-Oost en het nog iets drukkere Centrum-West. Dat is niet omdat er geen precieze data zijn, integendeel: de berg informatie en onderzoeken is schier eindeloos. OIS, de gemeentelijke onderzoeksdienst, onderscheidt alleen binnen de Singelgracht al zeventig verschillende buurten, met bekende als Nieuwmarkt en Sarphatistrook, en veel onbekendere als de Van Loonbuurt en Groenmarktkadebuurt. Je kunt nog net niet inzoomen op het aantal hondendrollen, maar het aantal kinderen dat naar voor- en vroegschools onderwijs gaat, het aantal kamers per woning of het aantal sterfgevallen rolt zo uit de computer.
En daar zit juist het probleem. Als je wilt nadenken over de toekomst van de stad en vooral van de binnenstad, dan moet je grip krijgen op al die verschillende buurten zonder je in details te verliezen. Is Airbnb bijvoorbeeld slecht voor de stad? Dat ligt aan de manier waarop het gebeurt – een kamer in je eigen huis verhuren of illegaal hotel spelen – maar ook aan de plek in de stad. Ook bij de verkoop van corporatiewoningen is de locatie van wezenlijk belang: waar wil je ze per se behouden? En waar is omzetting in middeldure huur misschien wel wenselijk? Meer winkels of juist minder? Dat ligt er maar aan of je het over de Negen Straatjes hebt, waar geen winkel meer bij kan, of over het Westerdokseiland, dat bijna geheel van voorzieningen verstoken is.
Begin november organiseert Stad-Forum, een onafhankelijk adviesorgaan van het college van B en W, een Week van de Binnenstad. Doel is een nieuw plan te maken voor de binnenstad, maar daarvoor moet je allereerst weten waarover je het hebt.
Buurten verschillen sterk van elkaar in stabiliteit en sociale weerstand, maar ook in drukte en voorzieningen. In de aanloop naar de Week van de Binnenstad heeft Het Parool samen met OIS gekeken naar de onderliggende patronen. We keken naar de mensen en naar de woningen. Om met het laatste te beginnen: wat kost een woning gemiddeld per vierkante meter, hoeveel koopwoningen staan er en hoeveel woningen zijn in bezit van een corporatie? Bij de mensen keken we hoe lang ze er gemiddeld wonen, hoeveel kinderen en bejaarden er zijn en hoeveel nieuwe stedelingen – dat zijn de mensen die pas na hun achttiende naar de stad zijn gekomen, een combinatie van yuppen, hipsters en studenten.
Na analyse en clustering van de cijfers bleken er vijf verschillende typen buurten te bestaan: short stay (goed voor 11 procent van de woningen in de binnenstad), mix (43 procent), rijk (28 procent), arm (15 procent) en nieuw (4 procent). De komende weken gaan we in elk van die clusters een specifieke buurt bekijken, te beginnen met de strook aan weerszijden van het Rokin.
Short stay (bronskleurig)
Buurten als deze vormen de draaideur van de stad: mensen wonen er kort (vijf jaar) en de particuliere verhuur domineert (70 procent, tweemaal zoveel als gemiddeld). Logisch dus dat je hier veel nieuwe stedelingen aantreft, studenten bijvoorbeeld die een kamer huren. Kinderen en bejaarden vind je hier juist nauwelijks. De prijs van de huizen is gemiddeld, maar de woonkwaliteit is er, mede door het vele goedkope toerisme, laag.
Grofweg de strook aan weerszijden van Damrak en Rokin en dan met een schuine bocht via de Reguliersbuurt naar het Rembrandtplein. Plus de noordzijde van het Leidseplein.
Mix (groen)
De huizenprijzen zijn er iets hoger dan gemiddeld, maar dat wordt gecompenseerd door een hoger aandeel corporatiewoningen. De bevolkingssamenstelling is dan ook een bijna perfecte afspiegeling van het gemiddelde van de binnenstad als geheel. Dit is het Amsterdam waar we trots op zijn: een combinatie van oud en jong, van geboren en getogen Amsterdammers en nieuwe stedelingen.
Aan de westkant hoort het grootste deel van de Jordaan erbij, aan de oostzijde een strook van het Rapenburg naar de Weesperstraat en Sarphatistrook. Maar ook in de middeleeuwse deel van de stad, binnen het Singel, zijn er mix-stukken (Spuistraat-Zuid, BG-terrein, Zuiderkerkbuurt).
Rijk (blauw)
Alle indicatoren wijzen hier in dezelfde richting: de huizenprijzen zijn het hoogst (4.283 euro per vierkante meter), net als het eigen woningbezit (41 procent). Hier wonen veel oudere mensen en redelijk wat kinderen. Opmerkelijk is dat het aandeel nieuwe stedelingen gemiddeld is: waarschijnlijk houden de aantrekkende krachten (iedereen wil hier wonen) en de afstotende (te duur) elkaar in evenwicht.
Het gaat natuurlijk in de eerste plaats over de grachtengordel met een uitloper van de Weteringbuurt tot aan de Frederikspleinbuurt. Maar ook de strook van Valkenburg via de Plantage naar het Alexanderplein valt in de prijzen, plus een stukje Jordaan (Bloemgrachtbuurt) en in de oude stad de Scheepvaartbuurt.
Arm (grijs)
Dit is het Amsterdam dat is bevochten tijdens de stadsvernieuwing in de jaren zeventig en tachtig, toen de corporaties veel sociale woningbouw aan de binnenstad toevoegden. Het corporatiebezit staat in de binnenstad weliswaar onder druk, in deze buurten valt nog altijd 72 procent van het woningbestand eronder. Particuliere huur komt er, anders dan voor de stadsvernieuwing, nauwelijks voor.
Triple A zou je deze buurten kunnen noemen: arm, autochtoon en Amsterdams. Nieuwe stedelingen vind je hier weinig, expats evenmin. Door het grote corporatiebezit wonen hier veel niet-westerse allochtonen (30 procent), dat is tweemaal zoveel als het gemiddelde van de binnenstad, maar nog altijd minder dan het stedelijk gemiddelde. Mede door deze laatste groep is dit een kinderrijk stuk van de binnenstad.
De Oostelijke Eilanden met het aanpalende Kadijken en Alexanderplein valt hieronder, maar ook de Nieuwmarkt. En aan de westzijde de Planciusbuurt Zuid, maar die mag met 130 woningen niet echt een naam hebben.
Nieuw (roze)
Het lijkt alsof er nooit iets verandert in de binnenstad, maar het laatste decennium zijn er wel degelijk een paar nieuwe buurten aan toegevoegd. Volgens goed-Amsterdamse traditie was een derde bestemd voor sociale woningbouw, de rest is vooral koop. De prijzen liggen onder het gemiddelde van de binnenstad.
Deze combinatie heeft geleid tot een opmerkelijke bevolkingssamenstelling: hier wonen de meeste kinderen (16 procent) én de meeste bejaarden (19 procent). Dat de gemiddelde woonduur kort is zegt niets over hun verhuisneiging: de huizen staan er simpelweg nog niet lang genoeg.
De nieuwe stukken binnenstad liggen aan het spoor: Westerdokseiland, Oosterdokseiland en het Funen. En dan is er nog een nieuw buurtje aan de rand van de Jordaan, de Groenmarktbuurt. Op het terrein van de oude gasfabriek aan de Marnixstraat staan nu nog de tijdelijke wooncontainers (voor de bejaarden van Sint Bernardus), de komende jaren komt er definitieve nieuwbouw.