Wie zich een ideale weg voorstelt, ziet een weg zonder kruisingen voor zich. Een weg die van A naar B voert, van hier naar daar. Daar aangekomen, hoef je slechts om te draaien om weer op je vertrekpunt terug te komen. Misschien gaat de weg nog verder in B, naar C bijvoorbeeld en vervolgens naar D en E, misschien wel helemaal naar Z.
Zo’n weg zonder kruisingen is puur en alleen een weg, een streep naar de horizon. Misschien komt er zelfs achter de horizon geen einde aan deze weg: als de weg de hele wereld omspant, dan volgt na Z onverbiddellijk weer A.
Maar is deze kruisingvrije weg eigenlijk wel ideaal? Op zijn minst is het een onpraktische weg: je hebt een onmetelijk asfaltlint nodige om alle punten te verbinden en bovendien kun je nooit een stuk afsnijden als je bijvoorbeeld binnendoor van D naar Q wilt. Maar bezwaarlijker is dat deze weg slaapverwekkend saai is: er is geen mogelijkheid om van koers te veranderen door af te slaan.
Een weg zonder kruisingen is namelijk een weg zonder keuzes. Van de weg als verzinnebeelding van de vrijheid blijft zonder kruisingen niets over, de weg is dan eerder een symbool van dwang.
Kruisingen zijn het zout in de pap van de weg, ze maken individuele keuze mogelijk en zijn daarmee, meer nog dan de weg zelf, het symbool van vrijheid. De bijbel verhaalt van de brede, makkelijke weg en de steile, moeilijke. Welke weg neemt de mens? Het gaat daarbij om een weg die zich splitst, maar een splitsing is in zijn essentie ook een kruising: op dat punt komen namelijk drie wegen bij elkaar.
Kruisingen zijn niet alleen een gewillige metafoor voor het maken van keuzes, ze wijzen ook op wederzijdse beïnvloeding, op kruisbestuiving. Het kruispunt van twee culturen is een geliefd beeld, maar ook in letterlijke zin is de kruising een punt waar mensen elkaar treffen. Een logisch punt om een herberg te beginnen, waaruit later een dorp kan ontstaan en misschien zelfs een stad. Madrid en Berlijn zijn metropolen die hun bestaan niet te danken hebben aan een natuurlijke ligging aan een oase, een doorwaadbare plek in een rivier, een pas over een bergrug of een natuurlijke haven, maar zuiver aan het feit dat ze op een kruispunt van wegen lagen.
In het centrum van zulke steden herken je de ontstaansgeschiedenis nog aan de namen van de straten: ze heten naar de steden waar ze heen voeren. Neem de Brusselse zessprong op nevenstaande foto. De weg rechtdoor mondt uit in de Rue d’Anderlecht, de fotograaf heeft de Rue de Laken in zijn rug. Beide plaatsen zijn inmiddels overigens deelgemeenten van Groot-Brussel. Als je op de foto rechtsaf zou slaan kom je bij de Porte de Flandre en de, nauwelijks zichtbare, weg schuin naar rechts voert naar de Porte de Ninove.
De Brusselse kruising is een typisch kruispunt-oude-stijl: verkeer uit verschillende richtingen kruist elkaar hier letterlijk. Met alle risico’s vandien. Een typische lagereschoolgrapje stelt dat de meeste ongelukken op kruispunten gebeuren en dat je dus moet zorgen om zo kort mogelijk op deze gevaarlijke plekken te verblijven. Oplossing: zo hard mogelijk een kruising oversteken. In de praktijk blijkt de plaatsing van voorrangsborden of verkeerslichten een wat zekerder oplossing.
Maar al deze maatregelen kunnen niet voorkomen dat een kruispunt risico’s in zich blijft bergen: automobilisten kunnen de regels negeren, ten onrechte voorrang nemen of per ongeluk een rood licht over het hoofd zien. Veel veiliger blijkt de rotonde te zijn, zeker als het verkeer op de rotonde voorrang heeft op de toeleidende wegen. Wanneer een kruispunt met verkeerslichten wordt omgebouwd tot een rotonde, dan daalt het aantal ongevallen met 54 procent. Door de geringere snelheid blijven de meeste ongevallen bovendien beperkt tot blikschade: het aantal doden en ziekenhuisopnamen daalt zelfs met 83 procent. En dus worden overal in Europa kruispunten omgebouwd tot rotondes.
Veilig zijn ze zeker, deze kruispuntrotondes, maar mooi kun je ze moeilijk vinden. Aan het heldere concept van twee lijnen die elkaar kruisen, is een nieuw element toegevoegd, een dikke ronde stip. Voor automobilisten houdt de weg bij de rotonde op, pas na het nodige stuurwerk op de verkeerscarrousel kunnen ze de weg vervolgen. Ook optisch wordt de weg onderbroken door de rotonde: een verhoogd plateau – dat vaak ook nog is voorzien van borden, struikgewas of een kunstwerk – houdt de blik tegen. De horizon is versperd.
Dat het veiligheidsdenken niet per se hoeft te leiden tot lelijke kruisingen laat het werk van een nieuwe stroming stedenbouwkundigen zien. Zij ontwerpen ‘leesbare’ kruisingen, waarbij de vormgeving van de ruimte de automobilist tot voorzichtigheid maant. Verwarring is het toverwoord van deze kruispunten-nieuwe-stijl: pleinen van klinkers, niets meer en niets minder. Geen borden, geen trottoirs, geen fietspaden, niks, zelfs geen bielzen. Automobilisten komen aanrijden, zien een vreemd vlak in de straat en raken lichtelijk in verwarring: is dit een straat, een plein? En wie heeft er voorrang, en waarom? Juist die verwarring blijkt mensen af te remmen, zonder dat er een verbodsbord of agent aan te pas komt. De verkeersorde is vervangen door een sociale orde.
Verwarring stichten biedt in een stedelijke omgeving perspectief, op snelwegen is het uit den boze: snelwegen zijn gebaseerd op reglementering en voorspelbaarheid. En daarin is voor kruisingen geen plaats: de autosnelweg is per definitie een weg met ongelijkvloerse kruisingen.
Op de punten waar de snelweg een secundaire weg kruist volstaat een viaduct: de snelweg gaat over de kleine weg heen, of andersom. Spannend wordt het pas als twee snelwegen elkaar kruisen, daar moeten de wegenbouwers alles uit de kast halen. Het begon met het klassieke klaverblad: om linksaf te slaan moet je de snelweg waar je op uit wilt komen eerst kruisen, dan uitvoegen, vervolgens een driekwart rondje draaien en ten slotte invoegen. Al die manoeuvres halen de snelheid uit het verkeer en zorgen snel voor files. Later kwamen er daarom fly-overs: de afslag naar links wordt op pijlers gezet en over de weg heen getild. Automobilisten kunnen nu bijna zonder snelheid te verminderen in één keer linksaf slaan. Turbines heten deze nieuwe kruisingen.
Van de ouderwetse kruising van twee wegen is bij deze snelwegturbines niet veel meer over: wrijvingsloos schieten de verkeersstromen onder en over elkaar. Maar onveranderd is de aantrekkelijkheid van de kruising als vestigingsplaats: zoals vroeger de herberg en de daglonershuisjes zich om het kruispunt schaarden, verrijzen nu de bedrijventerreinen en kantorenparken aan de turbineknooppunten. De verklaring is simpel: bedrijven zijn dol op de zichtlocaties langs snelwegen en op een kruising van twee snelwegen zit je dubbel in het zicht. Het gaat de bedrijven vooral om deze visuele bereikbaarheid, de praktische bereikbaarheid laat namelijk meestal te wensen over omdat op de turbine simpelweg geen plaats is voor een eigen afslag naar het bedrijventerrein.
Bedrijven en snelweg zijn van elkaar gescheiden werelden, net zoals de oksels en groenstroken in het hart van de snelwegturbines autonome terreinen zijn. Dankzij de voorbij razende verkeersstromen worden deze binnenterreinen nooit betreden en daarvan maakt de natuur dankbaar gebruik. Er groeien zeldzame planten als gele teunisbloemen, rode papavers en bruine lisdodden, allemaal vanzelf aangewaaid. Ook hazen en vogels komen er graag omdat er niet alleen geen mensen komen, maar ook geen honden of vossen. Onder de dieren vallen veel slachtoffers, maar over het algemeen zijn de oudere exemplaren gewend geraakt aan het verkeer. Voor hen is deze kruising gewoon een nieuwe biotoop