Het Oostelijk Havengebied in Amsterdam is tegenwoordig een trekpleister voor architectuurtoeristen. Een kleine dertig jaar fotografeerde Han Singels dit gebied en hij legde vast hoe een verpauperde haven werd omgevormd tot een populair stadsdeel. Zijn fotoboek heeft de optimistische sfeer van een nieuwe wederopbouw.
Rond 1974 begon Han Singels het Amsterdamse Oostelijk Havengebied te fotograferen. Aanvankelijk bij toeval: het godsverlaten gebied was voor hem een prima plek om nieuwe camera’s uit te proberen. Pas later groeiden zijn bezoeken uit tot een documentair project, dat onlangs resulteerde in het fotoboek De Eilanden.
Singels volgde de transformatie van het havengebied als een terriër, ook bij slecht weer ging hij op pad. Op mijn favoriete foto zie je een joggende man op de rug gefotografeerd, hij holt door de natte sneeuw langs een uniforme rij grijze gebouwen aan de Surinamekade. Het is er strak, somber en waterkoud, dit zou ook een bedrijventerrein kunnen zijn. Maar op de meeste foto’s schijnt de zon, stapelen de wolken zich op elkaars schouders, of zorgt een fijne nevel of een dun laagje sneeuw voor een poëtisch effect.
De Eilanden is het boek dat precies past bij De Eilanden: je ziet het al naast de moderne bank of in de stalen boekenkast. Je vindt er de historie van het gebied in terug, de laatste resten van de havenactiviteiten, de komst van de stadsnomaden en krakers, de sloop en de bouwkranen, de nieuwe gebouwen strak in het gelid. Tegelijk is het ook een afstandelijk, esthetiserend boek. Weliswaar niet de gelikte esthetiek van de projectontwikkelaars, maar wel die van de moderne architecten met hun stelconplaten, zichtbeton en geborsteld staal. Het is een esthetiek die de bewoners van het Oostelijk Havengebied zich moeiteloos hebben eigen gemaakt: overal zie je teakhouten stoelen en terracottapotten op de stoep, in het weekend lopen bewoners rond in een oude schipperstrui. Het is een esthetisering die zelfs de ligplaatsen voor de woonschepen in haar grip heeft gekregen: de aansluitpunten voor elektra en water zijn fraai vormgegeven objecten die in een keuken niet zouden misstaan.
Het boek straalt de trots en het zelfbewustzijn van de wederopbouw uit, sommige foto’s uit 2001 zouden net zo goed vijftig jaar eerder gemaakt kunnen zijn. De vader die zijn kinderen leert zwemmen tussen de bootjes aan de Stuurmankade bijvoorbeeld, of de strakke slagorde van de panden aan de Insteekhaven. Wat in het boek echter ontbreekt is de dominantie van de yuppen, de file voor de parkeergarage van Albert Heijn, de verveelde bezoekers van trendy woonwinkels als Pols Potten. Want de havensfeer is tegenwoordig opgenomen in een lifestyle, onderdeel van city marketing en doelwit van architectuurreizen. Omwille van de romantiek zijn straten vernoemd naar oude beroepen – Stokerkade, Seinwachterstraat – maar het historisch bewustzijn moest wel leuk blijven: de plaatsaanduidingen die het werkvolk vroeger echt gebruikte – de pishoek, de slinger, schorem – waren een beetje al te ruig.
Geert Mak besluit zijn begeleidende tekst aldus: ‘Het wonderland, het jongensland, het is inderdaad een nieuwe stad geworden, een goede stad, passend als een oude jas.’ Een passende jas is het Oostelijk Havengebied inderdaad, alleen geen oude, vertrouwde. Het is eerder een remake van een oud model, meer een New Beetle dan een oude kever. In De Eilanden laat Singels zowel de sloop van het oude wrak zien als de bouw van de nieuwe bolide.