De naoorlogse wijken gaan in rap tempo tegen de vlakte: portiekwoningen zijn slecht, eengezinswoningen zijn goed. Vaak gaan daarbij de kwaliteiten van de wijken – heldere structuur, veel groen, zorgvuldige architectuur – verloren. Henk van Schagen laat zien dat renovatie en zorgvuldige transformatie goed mogelijk is.
Strak en schoon ligt het westelijk deel van Kleinpolder, de Rotterdamse wijk van Lotte Stam Beese, te blinken in de zon. De woonblokken van vier verdiepingen staan zorgvuldig gedrapeerd in het groen, in het midden is een klein vierkant parkje uitgespaard waar het groene lint langsvoert dat de wijk doorsnijdt. Maar als je de ontwerptekeningen van Stam Beese erbij pakt, vind je daarop geen parkje terug. Bovendien waren er indertijd alleen maar portiekwoningen van de systeembouwer Welschen voorzien, terwijl de strokenbouw nu een combinatie van portiek- en galerijwoningen bevat. De ingrijpende renovatie van begin jaren negentig heeft de wijk Welschen 7 niet alleen van de ondergang gered, maar heeft het ontwerp ook verbeterd. Zoals de recente verfilming van Ja zuster, nee zuster frisser en strakker oogt dan de originele tv-programma’s, en tegelijk de jaren vijftig sterker lijkt te belichamen dan het origineel.
Het had maar weinig gescheeld of Welschen 7 was gesloopt. Midden jaren tachtig kampten de woningen met lekkages en geluidsoverlast, de bevolking vergrijsde en de woningen waren te klein. Het Gemeentelijk Woningbedrijf Rotterdam zette het onderhoud stop en wilde overgaan tot de klassieke oplossing in dit soort gevallen: sloop-nieuwbouw. Vanwege de voorziene hoge huren waren de bewoners daar fel tegen gekant en ze dwongen een onderzoek naar de toekomstmogelijkheden van hun wijk af.
De Rotterdamse wethouder stadsvernieuwing gaf architectenbureau Van Schagen opdracht drie varianten te onderzoeken: sloop en nieuwbouw, sloop en herbouw op de bestaande funderingen en hoog-niveaurenovatie. Henk van Schagen werd gegrepen door het karakter van de wijk en de mogelijkheden die het Welschensysteem bood: de blokken bestaan geheel uit betonnen kolommen en moerbalken, zodat de gevels en vloeren er zonder probleem uitgesloopt konden worden. Hij liet een proefopstelling bouwen om de mogelijkheden te demonstreren voor het samenvoegen van woningen. En daarmee beslechtte hij het pleit.
De essentie van Van Schagens ontwerp is differentiatie op blokniveau. Op de koppen concentreerde hij ouderenwoningen, ontsloten met een lift en galerijen. In het midden plaatste hij grote gezinnen door drie woningen verticaal samen te voegen tot twee maisonettes, de ontsluiting bleef via de bestaande trappenhuizen lopen. Op de vierde verdieping werden woningen horizontaal samengetrokken tot luxe appartementen. Zo doorbrak hij de eenzijdige bevolkingssamenstelling, zonder dat de menging tot overlast leidde.
De uitwerking is zorgvuldig: balkons en galerijen zijn zo ijl dat ze de gevel nauwelijks verstoren, het witte stucwerk verwijst naar de oorspronkelijke bepoedering met gemalen glas. ‘Dat ze dat weer kunnen maken’, verzuchtte een bewoonster tegen Henk van Schagen toen het klaar was. Op dit compliment is hij net zo trots als op de renovatieprijs die hij voor Welschen 7 kreeg. ‘Je kunt hier spreken van het creëren van een nieuwe woonwijk’, zei hoogleraar Hubert-Jan Henket bij de uitreiking van de prijs. ‘Er is sprake van meer kwaliteit met versterking van de stedenbouwkundige structuur.’ Daarbij doelde hij op het kleine parkje dat ontstond door twee blokken iets te verkorten. Een deel van het skelet met een gevelelement liet Van Schagen staan, als monument van de wederopbouw. ‘Geef mij zand, grint en asch en ik bouw u huizen’, staat erop, een uitspraak van ingenieur Welschen uit 1946.
Ontwrichting
Aan de muur van Van Schagens kantoor hangen twee grote foto’s: links een zwart-witfoto van de Welschenflats in aanbouw, rechts een kleurenfoto van dezelfde flats in gestripte staat. De laatste foto bevat zo weinig kleur dat hij mooi aansluit bij het wederopbouwbeeld dat sepiakleurig is afgedrukt. Het heden voegt zich voorzichtig naar het verleden, zonder zijn eigenheid te verloochenen.
De gemakzuchtige sloop van portiekflats ten behoeve van eengezinswoningen is Henk van Schagen een doorn in het oog. ‘De maatschappelijke kosten van zo’n aanpak zijn hoog: sociale ontwrichting van de buurt, verdringing van groepen met weinig geld en enorme bergen sloopafval. Bovendien wordt een deel van de geschiedenis van de stad zo vernietigd.’ Van Schagen Architecten, dat reeds driemaal de Nationale Renovatieprijs won, wil echter niet bekend staan als renovatiebureau: ‘Wij zijn niet per se voor consolidatie: vervangende nieuwbouw doen we ook. Liever gebruik ik de term transformatie: de oorspronkelijke kwaliteiten omzetten in oplossingen. En dat begint altijd met een zorgvuldige analyse van de wijk zoals hij is en de groepen die er wonen of zouden willen wonen.’
In de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam kreeg hij opdracht om een bejaardenhuis in Overtoomse Veld-Zuid te slopen en vijftig aanleunwoningen te renoveren. Na analyse kwam Van Schagen tot de omgekeerde conclusie: het bejaardenhuis hoogwaardig renoveren – en er zelfs twee lagen bovenop zetten – en de aanleunwoningen afbreken. ‘Om de druk van de verstedelijking nabij station Lelylaan te weerstaan heb je juist een gebouw nodig dat aan de binnenzijde rust en bescherming biedt. Bovendien is het een kenmerkend gebouw, met baksteen in beton.’ Voor de nieuwe woningen werden vier tot acht van de voormalige eenheden samengevoegd, de geluidsisolatie werd opgelost met een doos-in doosconstructie. Ook hier zie je weer de menging van verschillende groepen: naast de ouderen uit de aanleunwoningen zitten er nu ook starters en kunstenaars met atelierwoningen in. Het binnenterrein is afgeschermd met een hek waardoor de collectieve ruimte weer helder is onderscheiden van de openbare ruimte.
De kosten van de hoog-niveaurenovatie waren vergelijkbaar met nieuwbouw. Van Schagen: ‘Wij moeten ons dan altijd verdedigen waarom we voor hergebruik kiezen, maar de kwaliteiten van zo’n gebouw zijn groot: door samenvoeging kom je uit op grotere woningoppervlaktes dan in nieuwbouw, verder heb je ruime trappenhuizen, collectieve ruimtes en minder milieubelasting en als bonus behoud je de historische gelaagdheid van de stad.’ En de vrijheid van de architect dan? ‘In mijn werk streef ik geen vrijheid na, die heb ik in mijn persoonlijke leven. Ik streef diepgang na.’
Rehabilitatie
De houding van de opdrachtgever is volgens Van Schagen cruciaal om de kwaliteit van de wederopbouw te bewaren. ‘Soms zie je aan de vraagstelling al dat je nooit uitgekozen zult worden. Het tegenovergestelde heb je ook: in wijken waar we al langer bezig zijn krijgen we de krenten uit de pap.’ In Rotterdam-Zuid kreeg Van Schagen opdracht een ruimtelijk plan te maken voor Pendrecht 1, de Zierikzeebuurt. Als vertrekpunt nam hij het complete onderhoudsbudget voor de buurt: hoe kun je dat zo optimaal mogelijk inzetten?
De galerijflats aan de randen van de buurt bleken populair te zijn, intensief onderhoud volstond om ze nog een aantal jaren probleemloos te verhuren. De flats in het westelijk deel van de buurt bleken te slecht en werden voorgedragen voor sloop en vervanging door koopwoningen. De bulk van het beschikbare geld kon toen in de hoog-niveaurenovatie van de flats in het hart van de buurt worden gestopt. En die opdracht ging, uiteraard, naar Van Schagen.
Op het eerste gezicht is er niet veel veranderd aan de flats aan de Schuddebeursstraat, er lijkt alleen een nieuwe entree met lift toegevoegd. Het vreemde is dat deze entree niet op de kop van het blok is geplaatst, maar op een derde. Een dure oplossing omdat zo een noodtrap op de kop noodzakelijk werd, maar Van Schagen wilde die lift tevens gebruiken om twee woonsferen te scheppen in de blokken: rechts uitsluitend ouderen, links een gemengde samenstelling. Bewoners konden zelf kiezen op welk niveau de binnenkant van de woning werd aangepakt.
De nieuwe entrees zijn uitgevoerd in staal en glas, en vormen een moderne afspiegeling van de originele trappenhuizen met hun betonnen lamellen. Van Schagen bemoeide zich echter niet alleen met de visuele kwaliteit van zijn eigen ingreep, voor de buurt als geheel stelde hij een beeldkwaliteitsplan op. ‘In zo’n prachtige, sobere wijk moet je een kakofonie van kleur, materiaal en details voorkomen.’
De integrale aanpak is er volgens Van Schagen de oorzaak van dat er ‘niet één, maar dan ook niet één bezwaarschrift is ingediend.’ Integraal betekent voor hem ook dat je bewoners actief moet betrekken bij de planvorming, dat je modellen en voorbeelden moet laten zien zodat mensen zich een concreet oordeel kunnen vormen. ‘Bij onze presentaties gaan we altijd met een paar man. Eén houdt de voordracht, de rest zit in de zaal om in de pauze met bewoners te praten: "Waar woont u? En waar wilt u heen?"’
In tegenstelling tot veel andere architectenbureaus trekt Van Schagen het hele proces van analyse tot herhuisvesting graag naar zich toe. ‘Je moet niet vergeten dat zittende bewoners een belangrijke bijdrage moeten leveren aan het bouwproces, zij moeten namelijk hun woning ter beschikking stellen.’ Deze aanpak verraadt zijn langdurige ervaring met de stadsvernieuwing in de negentiende-eeuwse buurten, al tijdens zijn afstuderen in 1969 was hij betrokken bij het Oude Noorden in Rotterdam. ‘Het woord stadsvernieuwing bestond nog niet eens, toen heette het nog gewoon sanering. In Frankrijk en Italië werd daar in die tijd het begrip "rehabilitatie" tegenover gezet. Een mooi woord, rehabiliteren is eigenlijk wat wij beogen.’
Haagse parel
Rehabilitatie kan ook slopen betekenen: het doel is een levende wijk, geen openluchtmuseum. In complex 50, in het zuidwestkwadrant van Amsterdam-Osdorp, werd een aantal ouderenwoningen aan de rand van de wijk gesloopt om een groot park te creëren: Stadspark Osdorp. ‘Zo’n park heeft een uitstraling naar een veel groter gebied, verderop kun je dan consolideren.’ Toch moest er ook een rij portiekflats tegen de vlakte om plaats te maken voor kooptorens (‘De Drie Wachters’), die moesten namelijk het geld opbrengen voor de aanpak van de overige vijf portiekflats. Van Schagen maakte grote poorten in de flats om het complex meer licht en lucht te geven, de collectieve tuinen werden omhekt, de woningen zelf samengevoegd tot begane-grondmaisonettes, galerijflats en portiekflats. Drie blokken werden bovendien ‘opgetopt’ met luxe huurwoningen in twee lagen.
Complex 50 ligt er weer bij alsof het net gebouwd is, alleen een gele bakstenen urban villa – De Diamant genaamd – verstoort het ensemble. Dit blok van zeven verdiepingen is eind jaren tachtig tussen de portiekflats gepoot, toen het LOT – het Locatie Opsporings Team – de stadsplattegrond met een vergrootglas afzocht naar inbreidingslocaties. Ongewild bewijst dit Fremdkörper het belang van een gebiedsgerichte aanpak en van respect voor de ‘alledaagse monumentaliteit van de wederopbouw.’
Het meest tevreden is Van Schagen over een ingreep die binnenkort wordt opgeleverd in Den Haag Zuidwest. Halverwege de jaren negentig was er een sloop-nieuwbouwplan gemaakt voor het complex aan de Enschedelaan, de bewoners waren woedend toen de artist impression uitlekte waarop de beroepen van de nieuwe bewoners te lezen waren: antiquair, tandarts, et cetera. Niet alleen de portiekflats moesten weg, de zittende bewoners ook. Marja van der Werf, de onlangs overleden projectleidster van de woningstichting, veegde de plannen daarop van tafel en gaf Van Schagen opdracht een analyse van de buurt te maken en aansluitend een nieuw plan. Het bleek mogelijk de flats aan de buitenkant van het complex te sparen.
De woningen op de begane grond en eerste verdieping zijn samengevoegd, de dubbelgrote woningen zijn ontsloten met een eigen trapje aan de straatkant. Hier komen gezinnen met lage inkomens. Op de tweede en derde verdieping zijn drie woningen samengevoegd tot twee, ze zijn ontsloten met een lift en een galerij met matglazen borstweringen. Ook hebben deze woningen balkons gekregen die rusten op elegante betonnen kolommen die de gevelindeling versterken.
De sfeer en uitstraling van het complex zijn uitgesproken voornaam, het is een vreemd idee dat de koopwoningen die het plan financieel mogelijk maken straks achter de gerenoveerde flats zullen verrijzen, alsof het krotten zijn die aan het zicht onttrokken moeten worden. In ieder geval is hier een parel aan de kroon van de Nederlandse sociale woningbouw gerealiseerd. Marja van der Werf zei daarover in een interview: ‘Hier haal je misschien de bladen niet mee, maar reken maar dat iedereen komt kijken over vijf jaar.’ Gaat dat zien.