‘Jonker, heb je begin volgende week tijd? In A. zijn er problemen. De gemeente schijnt een reusachtig hert op de rotonde te willen zetten. Of we even kunnen komen kijken.’
Op een regenachtige dinsdag in september rijden we met de CX van Jonker naar het oosten. In A. zal blijken dat we niet bij iedereen gelegen komen. ‘Wat problemen? We zijn er al lang uit, er komt een hert op. Dat gedoe met de provincie zorgt alleen maar voor vertraging,’ zegt Bakker, de projectleider die belast is met de aanleg van de Groene Entree, waarvan de rotonde deel uitmaakt.
Het Rotondologisch Genootschap buigt zich sinds maart 2007 in opdracht van de provincie Utrecht over de aanpak van zestien rotondes. Die van A. is er later bij gekomen als nummer zeventien.
Dit boekje schetst de impasse in A. en doet een poging om eruit te geraken.
A VILLAGE WITH A VIEW
We rijden binnendoor naar A. en draaien bij Driebergen de snelweg af. De N225 blijkt een idylle: bossen, af en toe een landgoed met een statige oprijlaan, uitspanningen om koffie te drinken. En dan, in Leersum, een rotonde met schaapjes.
‘Niet bijster origineel, beesten op een rotonde,’ vindt Van den Boomen, ‘maar goed, ze zijn wel mooi, vriendelijk zonder tut¬tig te worden.’ Jonker moet aan het hertje op de rotonde bij het Overijsselse Reutum denken, een bronzen bambi. ‘Kitsch dachten we toen we daarheen reden, maar toen we het zagen werden we allebei stil van dat kwetsbare beeldje dat zich probeert te verstoppen achter een ANWB-mast.’
Al snel vliegen de herinneringen aan beesten op rotondes door de auto: het hert van Oud-Zevenaar compleet met ladder en wieltjes, het grote hert in de Belgische Ardennen pal naast een Esso-tankstation, de strippaarden en -koeien van West Maas en Waal die vorig jaar onthuld werden. Bij die gelegenheid zei kunstenaar Martin van Steenbergen: ‘Het moest kunst zijn met een kleine ‘k’, dus niet te hoogdravend, geen moeilijke verhalen, toegankelijk voor iedereen.’ Toegankelijk is het, daarover kan geen misverstand bestaan. En tegelijk is het zo plat als de beelden zelf.
Al snel stuiten we op de eerste rotonde van A., een sober vormgegeven geheel met een halfronde, kniehoge beukenhaag en in het midden drie bomen. Het mooiste vinden we de leegte: eindelijk eens een middeneiland zonder ANWB-mast die de ruimte reduceert tot een verkeerskundig hulpmiddel. De spaarzame richtingaanwijzers staan keurig naast de rotonde.
De tweede rotonde, midden in het dorp, is op dezelfde manier ingericht, maar hier zijn helaas aan de randen allemaal kleine borden en bordjes neergepoot. Bovendien wordt de rotonde aan de ene kant uit zijn verband getrokken door de parkeerplaats van de apotheek en aan de andere kant door een fietsenstalling. Maar ook hier maken de heg en de ontbrekende ANWB-mast veel goed, je voelt een zorgvuldige hand van ontwerpen.
Een kleine kilometer buiten het dorp stuiten we op de rotonde waarvoor we gekomen zijn. De mannen van Krinkels BV zijn nog druk bezig om de parkeerplaatsen van de Groene Entree aan te leggen, maar de rotonde zelf is klaar, op het middeneiland groeien wilde grassen en precies in het hart steekt een klein, roze geverfd houten paaltje in de grond. Een dertien-in-een-dozijn rotonde, ware het niet dat ook hier geen richtingaanwijzer te zien is. Hier zou dat hert dus moeten komen.
Jonker struint wat rond en stuit zo’n honderd meter richting dorp op een bord met een plattegrond van het Utrechts Landschap. Het vermeldt onder meer een laarzenpad, het hoogste punt van de Utrechtse Heuvelrug, een informatiecentrum, een grafheuvel en een uitkijkpunt. Hoe Jonker ook puzzelt, het blijft onduidelijk of je jezelf op de kop moet houden of het bord, maar oriënteren lukt in ieder geval niet. Gelukkig ziet Van den Boomen een houtsnipperpad dat het bos in leidt.
Het bos blijkt maar een smal bosje en na enkele tientallen meters komen we op een platform van zwarte palen met stalen roosters. We lopen naar het einde en onze monden vallen open. ‘Magnifiek,’ fluistert Jonker. ‘Magistraal,’ stamelt Van den Boomen. Als bij toverslag zijn de bossen verdwenen en kijken we uit over een weids krekenlandschap, in de verte doemt kasteel A. op. In één klap beland je van de Veluwe in het rivierenlandschap. Zonder aankondiging.
Enigszins ontzet kijken we elkaar aan: ‘Een hert?’
‘Op deze rotonde?’
‘Wie dat verzonnen heeft, is geen knip voor de neus waard.’
‘Hoe kun je nu niet zien dat je met de rivier goud in handen hebt?’
HET HERT UIT DE HOGE HOED
Een kleine kilometer buiten het dorp stuiten we op de rotonde waarvoor we gekomen zijn. De mannen van Krinkels BV zijn nog druk bezig om de parkeerplaatsen van de Groene Entree aan te leggen, maar de rotonde zelf is klaar, op het midden¬eiland groeien wilde grassen en precies in het hart steekt een klein, roze geverfd houten paaltje in de grond. Een dertien-in-een-dozijn rotonde, ware het niet dat ook hier geen richtingaanwijzer te zien is. Hier zou dat hert dus moeten komen.
Jonker struint wat rond en stuit zo’n honderd meter richting dorp op een bord met een plattegrond van het Utrechts Landschap. Het vermeldt onder meer een laarzenpad, het hoogste punt van de Utrechtse Heuvelrug, een informatiecentrum, een grafheuvel en een uitkijkpunt. Hoe Jonker ook puzzelt, het blijft onduidelijk of je jezelf op de kop moet houden of het bord, maar oriënteren lukt in ieder geval niet. Gelukkig ziet Van den Boomen een houtsnipperpad dat het bos in leidt.
Het bos blijkt maar een smal bosje en na enkele tientallen meters komen we op een platform van zwarte palen met stalen roosters. We lopen naar het einde en onze monden vallen open. ‘Magnifiek,’ fluistert Jonker. ‘Magistraal,’ stamelt Van den Boomen. Als bij toverslag zijn de bossen verdwenen en kijken we uit over een weids krekenlandschap, in de verte doemt kasteel A. op. In één klap beland je van de Veluwe in het rivierenlandschap. Zonder aankondiging.
Enigszins ontzet kijken we elkaar aan: ‘Een hert?’
‘Op deze rotonde?’
‘Wie dat verzonnen heeft, is geen knip voor de neus waard.’
‘Hoe kun je nu niet zien dat je met de rivier goud in handen hebt?’
MENSEN ZIJN OOK VOGELS
‘Een derdekeushert of een eersteklaszichtlijn,’ vat Jonker het gesprek op de terugweg samen, ‘in ieder geval ligt de sleutel bij het Utrechts Landschap.’ We bellen de afdeling voorlichting. ‘Daar hebben we wel een mening over,’ lacht Van Breukelen en ze belooft uit te zoeken wie we daarvoor moeten hebben. Als we een week later weer bellen, zegt ze dat ze de mening zelf zal verwoorden, ze heeft inmiddels met alle interne afdelingen contact gehad.
Het hert vindt Van Breukelen een onding, de rotonde moet open blijven, juist de omgeving moet spreken. Ha, denken we, dat wil Brons ook. Maar een zichtlijn is ‘pertinent uitgesloten’ omdat de bosrand dient als geluidsbuffer voor het vogelgebied in de uiterwaarden. ‘Daar een gat in maken zou een aantasting van de natuurlijke situatie betekenen.’ ‘Maar hebben vogels dan last van die auto’s?’ informeert Van den Boomen. Het blijkt niet alleen om de vogels te gaan, Van Breukelen wil ook niet dat vogelaars in de herrie staan. ‘Als je vogels kijkt, wil je ook vogels horen.’ De natuurlijke situatie blijkt dus ruim te moeten worden opgevat.
En wat vindt Van Breukelen van het plan om het platform bij de rotonde te zetten, waarbij de bosrand in tact blijft? Aan ver¬plaatsing heeft ze ‘geen behoefte’. En als de gemeente dat betaalt? ‘Dan nog zien wij de meerwaarde daarvan niet in. Laat de Groene Entree maar zorgen voor een goede routing van de parkeerplaats naar het platform.’
Er blijkt nogal wat animositeit te heersen tussen het Utrechts Landschap en de Groene Entree, zo sleept er ook al lang een discussie over de routing van de parkeerplaats naar het informatiecentrum. Brons wil de automobilisten zo snel moge¬lijk het bos in hebben, Van Breukelen wil dat ze eerst langs het informatiecentrum worden geleid. Overigens zegt ze er eerlijk bij: ‘Wij hebben zelf ook steken laten vallen, onze inbreng bij de Groene Entree was te fragmentarisch.’
Is er dan helemaal geen toenadering mogelijk? Toch wel: in tegenstelling tot wat Brons denkt, valt over een trap vanaf de rotonde naar de polder wel te praten. Zo’n trap past in de filosofie van het Utrechts Landschap dat je mensen bij de hand moet nemen om hen naar een bijzonder plek te leiden. ‘Maar dan moet je die niet met een zichtlijn al van tevoren weggeven. Dat is te veel vanuit de automobilist gedacht.’ Dus de passant krijgt geen blik op het water vergund? Pas als hij uitstapt.
TWEE HONDEN EN ÉÉN BEEN
Als verkeersmaatregel is de rotonde succes-vol: het aantal botsingen neemt af. Maar als ambulante rotondologen hebben Jonker en Van den Boomen al vaker meegemaakt dat bij de aanleg van een rotonde in plaats van blik, ineens belangen op elkaar botsen. Zo ook in A., waar zich naast het Utrechts Landschap en de Groene Entree, nog een derde partij heeft gemeld: de bevolking. Of tenminste, een aantal van haar zaakgelastigden.
Op een ochtend begin oktober zitten we in De Tram, een ouderwets café annex slijterij waar werkmannen ’s morgens hun boterhammen komen opeten en waar nog een telefoontikker aan de muur hangt. Langzaam druppelen de vertegenwoordigers van de woningbouwvereniging de heemkundekring, en de ondernemersvereniging binnen.
Het dorp blijkt niet zozeer geïnteresseerd in de keuze hert of zichtlijn, eigenlijk gaat het niet eens echt over de inrichting van de derde rotonde, nee, het dorp is ontevreden over de andere twee rotondes. Of Jonker en Van den Boomen daar maar even goed nota van willen nemen. De Groene Entree is dus het breekijzer om de discussie te heropenen. Van Ee, gepensioneerd marketingman van Unilever en spin in het web, heeft het dan ook consequent over ‘de verfraaiing van inmiddels drie rotondes’.
Wat is het geval? Enkele jaren geleden is er een prijsvraag onder kunstenaars uit A. gehouden voor de invulling van de toenmalige rotondes. Die leverde een dertigtal inzendingen op en het dorp keek reikhalzend uit naar de beslissing van de jury: wat zou A. tegenover de schaapjes van Leersum zetten? De teleurstelling was groot toen de jury het ontwerp van landschapsarchitect Kalff koos: ‘Saai!’
Dus toen de winkeliersvereniging afgelopen lente driehonderd zakjes anemonen ter beschikking stelde om het dorp op te fleuren, vond meer dan de helft van de veertig inzenders dat die moesten worden ingezaaid op de rotonde. Want, zoals familie Jong-Kievit op haar inzending schreef, ‘die is niet om aan te zien’. De rotonde, dat kan er maar één zijn, de rotonde in het midden, precies op de grens van het oude dorp en de nieuwbouwwijk.
‘Vanaf de weg zie je niets van ons mooie dorp,’ zegt Van Ee. En dat moet anders, het moet ‘op de kaart worden gezet’, al is het alleen al om de vijftigduizend bezoekers naar het kasteel te krijgen die Stichting Kasteel A. voor ogen staan. Beelden op de rotondes moeten de passant toeroepen: ‘Kom kijken.’
‘Het mag geen Efteling worden,’ benadrukt Van Ee, die al schetsen heeft laten maken door de eigenaar van een carrosserie¬constructiebedrijf uit Leersum. Die zit ook aan tafel en laat tekeningen zien van sokkels met daarop het kasteel, de molen en een tabaksschuur. ‘Heeft u er ook een commercieel belang bij?’ wil Jonker weten. Van Ee is de carrosserieman voor: ‘We zitten nergens aan vast. Ik heb alleen tegen hem gezegd: als jij investeert zit je in ieder geval aan tafel.’ Die belofte is Van Ee nagekomen, zoals we zelf kunnen zien.
In de nazit blijkt dat er rond de rotondes in A. nog iets anders speelt. Volgens Van Ee heeft de gemeente in alle kernen onder¬zoek laten doen naar hangplekken voor oudere jongeren. In A. is de rotonde midden in het dorp aangewezen. ‘Vindt u dat vervelend?’ wil Van den Boomen weten. ‘Integendeel, geef die jongelui de ruimte.’ De woningbouwvereniging heeft al een stuk grond aan de rotonde verworven en de apotheek aan de andere kant van de rotonde zal op termijn verhuizen. Maar wie wil er nou op een rotonde hangen, dat is toch helemaal niet dope, denkt Jonker. Maar hij zegt niks, om het feestje niet te verpesten.
ADVIEZEN
‘We begonnen met één probleemrotonde en nu hebben we er drie,’ constateert Jonker mismoedig op de terugweg. ‘Sterker nog, we begonnen met één belanghebbende partij, die mensen van de Groene Entree, en nu hebben we er drie,’ wrijft Van den Boomen nog wat zout in de wond.
Oké, drie rotondes en drie partijen, dan ook drie adviezen. Want één ding was ons duidelijk: je moet de drie roton¬des niet over één kam scheren, want daarmee ontken je het eigen karakter van de plekken en reduceer je ze tot kralen aan een provinciale weg.
ADVIES ROTONDE 1: RESPECT
‘Echte toevoeging van kunst in overeenstemming met de uitgangspunten van de huidige ontwerper zou meer moeten betekenen dan een uithangbord voor de gemeente op het midden van een verkeerspleintje.’ Dat schreef landschapsarchitect Kalff, die wegens vakantie niet bij de vergadering in café De Tram aanwezig kon zijn. En voor alle duidelijkheid voegde hij er nog aan toe: ‘De ANWB heeft meegewerkt in de huidige situatie door de verkeersverwijsborden niet in de rotonde te plaatsen en dat was niet om ruimte te maken voor kitsch.’ Het Lab had de vinger niet beter op de zere plek kunnen leggen.
De rotonde aan de westelijke entreevan A. is weloverwogen ingerichten landschappelijk zorgvuldig ingepast: niets meer aan doen dus.
Er liggen plannen om het bedrijventerrein ten noorden van de rotonde te herstructureren en om daar een centrale parkeer¬plaats aan te leggen voor het dorp en het kasteel.
Jonker: ‘Moeten we in dit advies al vast¬leggen wat er dan met de rotonde moet gebeuren?’ Van den Boomen: ‘Welnee, dat is over je graf heen regeren. Als ze er Kalff tegen die tijd maar bij betrekken, die man zorgt wel dat ze er geen kermis van maken.’
ADVIES ROTONDE 2: WEG MET DE ROTONDE
In het hart van A. ligt een verkeersvoorziening om de dagelijkse stroom van twaalfduizend motorvoertuigen veilig af te wikkelen. Het is een rotonde uit het boekje, om precies te zijn uit Publicatie 126 van kenniscentrum CROW. Eenheid in rotondes heet dat boekje.
‘Jakkes,’ zegt Jonker, ‘verkeersvoorziening, afwikkelen, kenniscentrum, eenheid: dat zijn woorden die bij de wereld van nut en nood¬zaak horen, maar daardoor kun je toch niet het hart van je dorp laten bepalen?’ ‘Wat wil je dan?’ vraagt Van den Boomen, ‘zeker een plein met bomen en bankjes en ’s zomers een ijscoman? Schei toch uit, dat is romantisch gedroom. Het gaat om veiligheid, jongen. Jij hebt toch kinderen, nou, dan wil je toch niet dat die worden platgereden door zo’n SUV die door het dorp scheurt.’ Jonker: ‘Maar jij kende toch een verkeerskundige die overal verkeersborden weghaalt en die zegt dat je juist verwarring moet stichten om het veiliger te maken? Hij haalde er zelfs de New York Times mee. Kom, hoe heet die man ook weer?’ ‘Monderman, hij heet Monderman. Was hoofd van het expertteam van het Europese project ‘Shared Space’. Inmiddels gepensioneerd, maar geeft nog over de hele wereld lezingen.’
Van den Boomen legt de situatie tele-fonisch aan Monderman voor: ‘U hebt complete dorpen verkeersbordenvrij gemaakt, kruisingen van verkeerslichten ontdaan. Maar kunt u ook een rotonde opheffen?’ Monderman wil de verkeersintensiteit weten, de hoofdrichting van het verkeer, de bebouwing in de omgeving. Dan wordt het even stil aan de andere kant van de lijn, Monderman denkt. En dan klinken de verlossende woorden: ‘Ja. dat moet wel kunnen.’
Hef de rotonde midden in het dorp op en geef de ruimte terug aan de bewoners door er eenplein van te maken volgens deprincipes van Shared Space.
ADVIES ROTONDE 3: VERBINDEN
‘Gaan we voor goud of voor brons?’
‘We gaan voor Brons. Met een hoofdletter wel te verstaan, de landschapsarchitect dus. Op voorwaarde dat Brons voor goud gaat.’
De rotonde bij de Groene Entree krijgt geen hert. Landschapsarchitect Brons maakt een nieuw ontwerp voor de rotonde dat in lijn is met zijn eigen analyse van de plek. Dat betekent dat er een verbinding moet worden gemaakt tussen hoog en laag, tussen bos en polder. Waar dat mogelijk en zinvol is, dient een relatie met het dorp te worden gelegd.
Jonker: ‘Het idee van de zichtlijn moet opnieuw worden onderzocht. Ik bedoel, hoeveel schade ondervinden vogels nou echt van een door¬braak in de bosschages?’ Van den Boomen: ‘En de vogelaars dan?’ Jonker: ‘Lijkt me geen probleem, want het uitzichtplatform kan blijven staan waar het staat, dat is ver genoeg weg.’
Van den Boomen betwijfelt of het Utrechts Landschap zich zal laten over-tuigen: ‘Ze lijken zich te hebben ingegraven in de tegenstelling tussen voetgangers en automobilisten, tussen vogelaars en passanten.’ Jonker: ‘Dan moet de mogelijkheid van de zichtlijn in ieder geval niet geblokkeerd worden. Want ooit realiseren ze zich dat hun vogelaars ook met de auto komen, dat je passanten moet verleiden om uit te stappen. Ik bedoel: mensen worden toch niet geboren als vogelaar. Vroeg of laat komt die zichtlijn er. Kijk maar naar Oostbroek, het eigen landgoed van het Utrechts Landschap, dat heeft ook een prachtige zichtlijn, dat was indertijd ook een culturele daad waarvoor bomen moesten sneuvelen.’
Met Google Maps zoekt Van den Boomen naar Oostbroek en ziet dat Jonker gelijk heeft. Als hij nog wat verder googelt slaakt hij een kreet: ‘Jonker, kom kijken, onze zichtlijn blijkt precies in de as van kasteel A. te liggen! Uitgerekend hier toont het dorp zich in al zijn schoonheid.’ Jonker: ‘En dan kun je via een trap naar beneden. Langs de oever ligt een wandelpad, dan kun je richting kasteel A. of de polder in.’
‘Oké, je hebt me overtuigd,’ zegt Van den Boomen, ‘maar ik geloof niet dat het binnen een paar maanden rond is. Wat doen we ondertussen met die rotonde. Zo laten?’ ‘Zou kunnen,’ peinst Jonker, ‘maar er moet sowieso een relatie met het water worden gelegd: mensen die hun auto hebben geparkeerd moeten weten dat er een uitkijk-platform is en dat er een trap is. Je kunt natuurlijk weer een woud van bordjes neerzetten die bezoekers over de zebrapaden naar de overkant dirigeren, maar je kunt ook een ontwerp maken dat zichzelf uitlegt, dat de verbinding van bos en polder visueel articuleert en dat ook nog eens op symbolische wijze het hert uitnodigt om af te dalen naar de rivier om zich te laven.’ Van den Boomen: ‘Wat is dat nou voor kunstacademiepraat, ik snap er geen bal van.’ ‘Nou, zoiets…,’ zegt Jonker en pakt er een map foto’s bij.