Twintig jaar geleden lagen de Westelijke Tuinsteden er beroerd bij en tegelijk was er, ook toen al, een grote behoefte aan woningen. Een grootschalig plan moest beide vliegen in één klap slaan: onder de vlag Parkstad zouden ruim 13 duizend woningen worden gesloopt om er 24 duizend nieuwe voor in de plaats te bouwen. ‘Een van de grootste stedelijke vernieuwingsoperaties van Europa’ werd dit plan vanaf de start genoemd.
Het liep anders: ruim 8 duizend woningen bleven gespaard, terwijl er met een combinatie van nieuwbouw en transformatie nauwelijks minder nieuwe woningen bij zijn gekomen. Daardoor groeide het aantal woningen in de Westelijke Tuinsteden in totaal met 17.200 woningen, anderhalf maal zoveel als in het oorspronkelijke plan, en meer dan in heel Noord en Zuidoost bij elkaar. Hoe kwam deze geruisloze revolutie tot stand? Hoe zal het verder gaan, aangezien de stedelijke vernieuwing nu pas op twee derde is? Maar om te beginnen: wat zijn die Westelijke Tuinsteden eigenlijk precies?
Veel Amsterdammers noemen het gewoon stadsdeel Nieuw-West, of nog simpeler, buiten de ring. Dat is niet zo vreemd, want het is lastig om vat te krijgen op de Westelijke Tuinsteden, zelfs de vraag hoeveel het er zijn is niet zomaar te beantwoorden.
Oké, Osdorp is helder. Maar Geuzenveld-Slotermeer, is dat er een of zijn het er twee? Horen de wijken tussen de A10 en de metro bij Slotervaart of tel je die apart? En wat te doen met Bos en Lommer, de eerste wijk van het AUP, het Algemene Uitbreidingsplan uit 1934 dat het fundament vormt onder de Westelijke Tuinsteden?
Als je het ruim neemt, zoals het naslagwerk De nieuwe grachtengordel, kom je tot zes (of zelfs tot zeven, als je Westlandgracht een zelfstandige tuinstad noemt). Het boek SuperWest 2000-2021, dat donderdag verscheen, maakt het simpeler. Om de stedelijke vernieuwing heel precies in kaart te brengen, is niet gekeken naar de stadsdeelgrenzen, maar naar de wijken die tussen 1945 en 1965 zijn gebouwd. Dus de Kolenkit telde wel mee, maar het oudere deel van Bos en Lommer niet, net zomin als de nieuwere wijken van Nieuw-West.
Vervolgens zijn die wijken samengevoegd tot drie grote clusters: de Ringzone A10 (Slotervaart, Westlandgracht, Overtoomseveld en Kolenkit), de dubbelwijk langs de Haarlemmerweg (Geuzenveld en Slotermeer) en natuurlijk Osdorp.
Keerpunt
Het was de economische crisis van 2008 die de Westelijke Tuinsteden redde, blijkt uit SuperWest. De sloopnieuwbouwtrein was tot stilstand gekomen en erfgoeddeskundigen grepen hun kans. Het ging hun niet zozeer om de gebouwen zelf, als wel om de subtiele aaneenschakeling van groene ruimtes die voortvloeide uit de ‘tooverformule’ van het AUP: ‘groen + water + zon = gezondheid’.
Het lukte om een deel van Slotermeer uit te laten roepen tot het eerste gemeentelijk beschermde stadsgezicht, later volgde de noordoever van de Sloterplas. Maar vooral slaagden de beschermers erin de stadsvernieuwing op een nieuwe, kleinschaligere leest te schoeien.
De impact verschilde per cluster: in de Ringzone kwamen er de afgelopen twee decennia bijna 12 duizend woningen bij, een toename van maar liefst 72 procent. In Osdorp was de groei met iets meer dan 3,5 duizend woningen bescheiden, maar toch nog altijd goed voor 25 procent. In de tweelingwijk Geuzenveld-Slotermeer gebeurde weinig: nog geen tweeduizend woningen erbij, een plus van 11 procent. Die ongelijke verdeling heeft veel te maken met de sterk verschillende kwaliteiten van de drie clusters én met hun afstand tot ‘de stad’.
Ringzone
Officieel is de Ringzone alleen het gebied tussen de A10 en de metro, maar SuperWest vat deze zone breder op, ook de westkant van de metro, richting Sloterplas, wordt meegerekend. En daar is veel voor te zeggen, want juist het spoor was de ruggengraat van de oorspronkelijke plannen voor de Westelijke Tuinsteden, de snelweg kwam pas later.
De Ringzone was altijd een beetje een rommelzone. In de jaren vijftig en zestig verrezen er volgens plan weliswaar woonwijken als de Kolenkit en de Delflandpleinbuurt, maar er kwamen ook grootschalige voorzieningen terecht waarmee de stad elders niet goed raad wist: kantoorcomplexen, scholen en sportvelden, het confectiecentrum, de busremise en vier ziekenhuizen. En natuurlijk de snelweg zelf.
Erfgoedbeschermers hebben het niet zo op met deze ‘gemankeerde stadsbuurten’ en toen een deel van de bedrijvigheid in de loop van de tijd wegtrok, kon er in de Ringzone flink worden gebouwd. Kopers uit de stad overwonnen al snel hun schroom voor de ring, hier landden veel grote complexen met kleine studio’s voor jongeren en studenten.
De sprong van de stad over de A10 en is het meest letterlijk te zien in Bos en Lommer. Met twee Bruggebouwen werd de snelweg in 2004 overkluisd: beide helften van de buurt waren eindelijk aaneengesmeed. Het was de opmaat voor de grootscheepse vernieuwing van de Kolenkit. Maar liefst zes van de 22 prijswinnende projecten uit SuperWest zijn in een straal van driehonderd meter om de Bruggebouwen te vinden.
De Ringzone werd meer onderdeel van de oude stad, met de bijbehorende gentrificatie en snel stijgende huizenprijzen. Niet alleen hoogopgeleiden uit de stad vestigden zich hier overigens, maar ook de kinderen van de migranten en de oorspronkelijke stedelingen uit de Westelijke Tuinsteden. Tot de verhoopte menging blijkt de instroom van kopers niet te leiden, eerder tot meer segregatie. Kloven tussen etnische groepen waren er al, daar zijn tegenstellingen tussen eigenaren en sociale huurders bijgekomen.
Uitgerekend de grootste kwaliteit van de Westelijke Tuinsteden, het groene karakter, helpt daar niet tegen. Geheel volgens de idealen van die tijd is bijna al dat groen aangelegd als openbare ruimte: in theorie van iedereen, maar in de praktijk vooral van niemand, waardoor steeds minder mensen er gebruik van maakten en de verloedering intrad. Logisch dat dit anonieme groen nu wordt omgevormd tot collectieve binnentuinen voor de bewoners, maar het gevolg is wel dat kopers en sociale huurders nog sterker van elkaar gescheiden leven.
Voorzichtig krijgen ontwerpers oog voor het ondergeschoven kindje van het modernisme: de stoepen en straten. Een goed voorbeeld zijn de nieuwbouwblokken aan de noordkant van de Delflandpleinbuurt. Het lijkt een detail, maar ze hebben brede stoepen en een subtiele overgangszone tussen privé en openbaar. Bewoners eigenen zich deze ‘scharrelzones’ toe met bloempotten en zitjes, en leggen zo de kiem voor stedelijk leven.
Geuzenveld-Slotermeer
Groter kan het contrast niet zijn dan tussen de tuinsteden langs de A10 en die langs de Haarlemmerweg. Daar vind je geen rommelzone, maar juist de paradepaardjes van de Westelijke Tuinsteden. Vooral in Slotermeer, dat in 1951 als eerste aan de westkant van het spoor werd aangelegd, lag de lat hoog, hier werd ‘de eerste complete en volmaakte tuinstad voor de arbeiders’ gebouwd. Het deel aan weerszijden van de De Vlugtlaan is onder de naam Buitenmuseum Slotermeer sinds 2008 een beschermd stadsgezicht.
Je moet er oog voor krijgen, en door de sleetse staat van veel huizen heen kijken, maar deze wijk zit buitengewoon geraffineerd in elkaar, met kleine en grotere parken, een zorgvuldige afwisseling van hoog en laag, subtiel verdraaide blokken met slimme doorkijkjes en zorgvuldig geplaatste scholen en rijtjes winkels. De architectuur is niet spectaculair, maar biedt wel een fraaie staalkaart van de wederopbouw.
Die bescherming heeft ertoe geleid dat er nauwelijks is gesloopt, de keerzijde is dat er ook weinig nieuws is gebouwd. Voor nieuwbouw en transformatie moet je naar Geuzenveld, dat twee jaar later werd gebouwd en dat minder bescherming geniet door de wat saaiere opzet: omwille van de efficiëntie is elke buurt door één architect gebouwd.
Vooral mensen die de wijk al kennen, kiezen voor Geuzenveld. Zo vonden de zelfbouwkavels aan de Troelstralaan gretig aftrek bij Turkse Amsterdammers. ‘Nieuwe stedelingen’ voelen zich er minder op hun gemak blijkt uit een stadssociologisch essay in SuperWest, dat een hoogopgeleide vrouw opvoert die weliswaar blij is met haar koopwoning, maar zich schaamt voor ‘de achterbuurt’.
Wat natuurlijk niet helpt is dat in Geuzenveld veel koopappartementen worden verkamerd voor studenten en arbeidsmigranten. En dat uitgerekend hier een wel erg ongelukkige keuze is gemaakt bij de privatisering van de tuinen. In de Bakemabuurt zijn de binnentuinen uitsluitend toegankelijk voor de koopwoningen die aan de ene kant staan, de sociale huurders aan de andere kant mogen er alleen naar kijken.
De stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden is juist in Slotermeer nog lang niet klaar: hier komen 4 duizend nieuwe woningen bij, bijna de helft van de totaal geplande nieuwbouw tot 2030. Maar is er wel voldoende plek voor verdichting als bescherming van het erfgoed zo hoog op de agenda staat? En hoe verander je de anonieme, doorgaande verkeersaders in de gewenste ‘levendige stadsstraten’?
De plannen voor de Van Deysselbuurt koppelen beide vraagstukken op een slimme manier. Langs de Burgemeester Röellstraat, die nu nog hoge ogen zou gooien bij een verkiezing voor de meest wezenloze straat van Amsterdam, staan zeven bouwblokken van zeven verdiepingen gepland, zodat de buurt ook aan die kant een ‘gezicht’ krijgt.
Maar, zo waarschuwt SuperWest, dan heb je pas een klein stukje aangepakt. Bij de andere Röellbuurten is het een stuk ingewikkelder omdat de Westelijke Tuinsteden zo ingenieus in elkaar zitten. Gezien de welhaast mythische status die de tuinsteden inmiddels hebben, gaat dat dus nog wel even duren.
Osdorp
Je zou Osdorp, dat in 1957 als laatste werd gebouwd, de enige échte tuinstad kunnen noemen, omdat het anders dan de rest op flinke afstand van de bestaande stad in de leegte kwam te liggen. Maar de rek was er een beetje uit en in plaats van de grande finale werd het volgens De nieuwe grachtengordel ‘een enigszins bloedeloos en ongeïnspireerd slotakkoord’. Maar wel één in majeur, want Osdorp kreeg een centrum dat niet alleen de eigen wijk moest bedienen, maar ook de andere Westelijke Tuinsteden.
Die spilfunctie was de reden om het Osdorpplein niet in het midden van de wijk te leggen, maar prominent aan de Sloterplas, zo dicht mogelijk bij de andere tuinsteden. Jakoba Mulder, de rechterhand van Van Eesteren en degene die het feitelijke werk deed, bestudeerde in Stockholm de nieuwste shoppingcentra en koos voor een naar binnen gekeerde opzet met veel bebouwing. Voor het aanvankelijk geplande plein was toen geen plaats meer.
De stedelijke vernieuwing van het Osdorpplein is in volle gang: aan de Sloterplas tekent zich een heel nieuwe skyline af, met dicht opeengepakte woontorens. Volgend jaar zal aan de zuidzijde een nieuwe gracht worden uitgegraven, maar ook dat water zal niet kunnen verhullen dat het gebied alleen maar steniger is geworden. Van bovenaf maken de bouwblokken misschien een levendig indruk, constateert SuperWest, maar als voetganger merk je daar door de saaie, gesloten plinten niks van. De helikopterblik van de modernisten blijkt niet zo makkelijk af te leggen.
Osdorp krijgt er de komende jaren nog 1.400 woningen bij, waarvan de helft rond het Osdorpplein. Daarbij komt, dat Amsterdam vorig jaar afscheid nam van het monocentrische denken: Noord, Zuidoost en Nieuw-West moeten zelfstandige stadscentra worden. En dat betekent nieuwe kansen en nieuwe investeringen voor het Osdorpplein. Zo wordt bijna honderd miljoen euro uitgetrokken voor een theater: de nieuwe Meervaart moet een ‘stedenbouwkundige icoon’ in de Sloterplas worden. Tot woede van veel bewoners, voor wie het open water bijna heilig is.
Ondanks al dit visionaire denken is er ook ruimte voor wat kleinschaligheid. Pal voor de deuren van het winkelcentrum is stadsboerderij de KasKantine bezig met de aanleg van een buurtmoestuin, en er zijn plannen voor een kleine wekelijkse markt. Een grote markt zit er niet in, want ook het vernieuwde Osdorpplein zal nog steeds een echt plein ontberen.
Hoopvol
De afgelopen twintig jaar heeft in de Westelijke Tuinsteden een stille omwenteling plaatsgevonden. Grootschalige sloopnieuwbouw maakte plaats voor een aanpak met oog voor het bestaande. En dat leverde fors meer woningen op.
Dat is niet alleen voor Amsterdam hoopvol nu Nederland maar liefst 900 duizend extra woningen nodig heeft. Binnen de steden is meer ruimte dan gedacht en wijken worden er bovendien duurzamer en leefbaarder van.
SuperWest 2000-2021 – Vernieuwing van de Amsterdamse tuinsteden. Maurits de Hoog en Anouk de Wit (red.), 288 pagina’s, Uitgeverij Thoth, €24,95.
De nieuwe grachtengordel – De realisatie van het AUP. Marinke Steenhuis (red.), 416 pagina’s, Uitgeverij Thoth, €17,90.