Dertien zwarte boomstammen steken omhoog in de Millingerwaard, de winterbedding van de Waal vlak voor de Duitse grens. In 1997 baggerde Rijkswaterstaat ze op, toen de rivier werd uitgediept voor de scheepvaart. Vergelijking van de jaarringen — dendrochronologisch onderzoek — bracht aan het licht dat de eiken 8.400 jaar oud zijn. Ze dateren dus van het einde van de laatste ijstijd, en behoorden tot de eerste bossen van Nederland.
Door de duizenden jaren onder water is alle zuurstof uit de stammen verdwenen en zijn ze helemaal verkoold. De gaafste bomen gingen naar musea, de overgebleven exemplaren liet het Wereld Natuur Fonds met stalen beugels rechtop zetten langs de rivier. Daar markeren ze een van de jongste natuurgebieden van Nederland. De komende vijf tot tien jaar [?] zullen de stammen langzaam vergaan, terwijl rondom rivierbossen opschieten.
Tot 1990 was de Millingerwaard boerenland, er graasden melkkoeien en er werden suikerbieten, aardappels en maïs verbouwd. Wereld Natuur Fonds en Staatsbosbeheer kochten de grond aan en lieten de natuur de vrije teugel. ‘Levende rivieren’ heet deze én-én-oplossing: méér veiligheid doordat de rivier in de winter overtollig water kwijt kan, méér natuur met wilde Galloway-runderen en Konikpaardjes, méér grondstoffen door het afgraven van klei en zand. Alleen minder boeren, steeds minder. Want het natuurgebied wordt de komende jaren nog driemaal zo groot.
Uit: Het Land van Lely