Uitspanningen van weleer, hoe handhaven ze zich? Vandaag Arboretum Trompenburg in Rotterdam, de idyllische bomentuin zonder vuilnisbakken en verbodsbordjes.
‘Ik vond het wel appart maar niet zo leuk voor kinderen maar wel voor ouderen’, schreef ene Natasja in het gastenboek van Arboretum Trompenburg. Een bomentuin is dan ook meer geëigend voor dames op leeftijd, getuige de bedankjes van het ‘Damesprogramma Koninklijke Landmacht’, van de ‘Vrouwenbeweging Passage Dordrecht’ en van de ‘Plattelandsvrouwen van Streefkerk’. Ook individueel komen vrouwen er graag, om hun moeder te gedenken met wie ze hier altijd wandelden, of als ze ‘geestelijk te moe’ zijn, zoals een Turkse mevrouw die trouwhartig ondertekent met ‘Turkse mevrouw’. Níet in het gastenboek staan de dendrologen die van over de hele wereld naar de Rotterdamse bomentuin komen, bijvoorbeeld om de ruim tweehonderd eiken te bestuderen die samen Nederlands ‘nationale referentie collectie eiken’ vormen.
Arboretum Trompenburg is begonnen als de tuin van het buitenverblijf van de Rotterdamse familie Smith. Net als andere welgestelde families verbleven zij ’s zomers in Kralingen, maar terwijl de andere buitens stukje bij beetje werden verkocht en volgebouwd, is Trompenburg sinds1820 alleen maar groter geworden. De eerste uitbreiding dateert van 1860, toen werden twee kleinere buitenplaatsen, een paar weilanden en enkele tuinderijen samengevoegd. In de loop der jaren werden aanpalende tuinen aangekocht, zoals de Perenhof, en na de oorlog kreeg Trompenburg van de gemeente bovendien de volkstuinen die in de Tweede Wereldoorlog waren aangelegd om de hongersnood af te wenden. Vorig jaar verwierf de tuin een stuk grond dat voetbalclub Excelsior niet meer gebruikte.
Zes hectare groot is Trompenburg inmiddels, een groene oase tussen de lichtmasten van het stadion van Excelsior, de betonnen kolos van de Erasmus Universiteit en de kantoortoren van Deloitte & Touche. Op de plattegrond is het rechte slotenpatroon van de polder nog goed zichtbaar, maar de wandelaar wordt verlokt door kronkelende paden, prieeltjes, vijvers, bruggetjes en doorkijkjes. Het ruisen van de wind door de bomen overstemt makkelijk het geraas van de nabijgelegen snelweg A16 en het dreunen van de heimachines die bedrijventerrein Rivium uit de grond stampen.
Uiteraard stonden er in de tuin van Trompenburg altijd al bomen, maar een echt arboretum werd het pas een eeuw later toen James van Hoey Smith, de derde generatie Smiths, van zijn reizen over de hele wereld bijzondere bomen begon mee te nemen. Zoon Dick bouwde Trompenburg uit tot een ‘monument voor mijn familie’. Met enigszins valse bescheidenheid schrijft hij in het boek Green Oasis in Rotterdam: ‘Ikzelf heb misschien wel het hardst aan deze kar getrokken.’ Zeven jaar geleden schonk Van Hoey Smith het arboretum aan Stichting Bevordering van Volkskracht, maar via een bruggetje kan hij vanuit zijn huis nog altijd ‘zijn tuin’ in.
De overgang tussen arboretum en privé-tuinen is op wel meer plaatsen vloeiend: hier en daar verspert een dunne ketting op kniehoogte de doorgang naar een stukje grond dat eigendom is van een aangrenzende villa. Strenge waarschuwingsborden ontbreken: de toon is sotto voce en de vijftigduizend bezoekers per jaar gedragen zich als welopgevoede gasten.
De sfeer van wellevendheid vind je ook terug in de inrichting van de tuin. Er staan bijvoorbeeld geen vuilnisbakken, waardoor mensen vanzelf hun afval meenemen. De grasvelden zijn zo goed gemaaid dat verbodsbordjes niet nodig zijn om bezoekers op de paden te houden. In het nieuwe ontvangstgebouw – een strak ontwerp van Benthem Crouwel Architecten – staat alleen een koffiemachine, verdere catering ontbreekt.
‘We houden het bewust klein’, zegt de voorlichtster, ‘Evenementen wimpelen we zoveel mogelijk af, alleen bruiloftsreportages zijn toegestaan.’ Maar als de zwarte muzikant Norman Herkul komt vragen of hij een videoclip mag opnemen, strijkt ze met de hand over haar hart: ‘Ik heb hem nu gezien, het is een keurige jongeman.’