Een paar jaar geleden schetsten de gebroeders Robbert en Rudolf Das in hun boek Energie en onze toekomst piramidevormige steden en overkapte snelwegen op poten waar automatisch-geleide auto’s doorheen snellen. Zullen de steden er inderdaad zo uit gaan zien? En blijft de auto dus de dominante ruimteverslinder die hij nu is?
Toekomstvisoenen stralen vaak een ouderwets optimisme uit. Geef techneuten vrij baan en je krijgt fraaie staaltjes topdown-denken – zie de superbus van Wubbo Ockels die over de Afsluitdijk had moeten gaan scheuren. Terwijl futuristische luchtfietserij helemaal niet nodig is om na te denken over de vraag hoe de auto van 2050 eruit zal zien en wat voor steden hij zal scheppen. Welke ontwikkelingen zijn nu al gaande en in welke richting wijzen ze?
2050 is kort dag, minder dan een half mensenleven. Toch kan er in zo’n korte tijd veel veranderen. Ga, om een idee te krijgen, maar eens eenzelfde periode terug in de tijd, naar 1980. De steden waren ernstig in verval, de luchtvervuiling was enorm en de auto de maat der dingen. Jaarlijks vielen er tweeduizend verkeersdoden, een paar jaar eerder was het Comité Stop de Kindermoord opgericht. Inmiddels zitten we op 570 dodelijke verkeersslachtoffers per jaar. Bijna viermaal minder doden bij een vervijfvoudiging van het verkeer, dat is dus een afname met een factor twintig.
Milieuvervuiling is allang geen linkse hobby meer, burgers maken zich zorgen over hun gezondheid en eisen met succes maatregelen. Alle ophef over de fraude van Volkswagen en andere autofabrikanten ten spijt, is de auto veel en veel schoner geworden. Hoe spectaculair de luchtvervuiling is gedaald, laat wetenschapsjournalist Simon Rozendaal onder andere zien aan de hand van het aantal uren dat je per jaar meer dan tien kilometer ver kunt kijken: dat steeg sinds 1980 van 4.500 naar 6.500. En dat hebben we volgens hem vooral te danken aan schonere auto’s: ‘Een hedendaagse auto die 140 kilometer per uur rijdt, produceert minder luchtvervuiling dan een stilstaande auto van vijftig jaar geleden.’
De vlucht uit de stad naar de suburbs, die mede mogelijk was gemaakt door de opkomst van de automobiliteit, is gekeerd. Steden groeien weer als kool. Bereikte de bevolkingsomvang van Amsterdam begin jaren tachtig een naoorlogs dieptepunt, sinds 2008 krijgt de stad er elk jaar tienduizend inwoners bij. En hoe verplaatsen al die mensen zich in de stad? Ze fietsen. De fiets heeft de auto in Amsterdam namelijk van de eerste plaats gestoten. Vervuilende vrachtwagens zijn binnen de Ring A10 niet meer welkom – Utrecht gaat overigens een stap verder en weert sinds 1 januari ook vieze personenauto’s.
De tendens is duidelijk: het karakter van het verkeer en de impact die dat heeft op de stad is de afgelopen decennia sterk veranderd. De auto is nog geen vriend van de stad, maar de vijand van weleer – tijdens de smog van december 1952 vielen er in Londen door de uitstoot van zwaveldioxide nog ruim 10.000 doden – is hij zeker niet meer. En er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat de domesticatie van de auto doorzet.