De Ontwerp Omgevingsvisie 2050 bevat een overweldigende hoeveelheid informatie en voornemens. Er is zelfs een passage gewijd aan het probleem dat huisartsen in steeds meer buurten geen betaalbare ruimte meer kunnen huren. Inderdaad een zorgelijke ontwikkeling, maar wat zegt dat over de hoofdlijn van de Omgevingsvisie? Ik denk veel.
Nabijheid
De visie is gebaseerd op vijf strategische keuzes, die stuk voor stuk verstandig zijn en die nauw met elkaar samenhangen.
Volgens mij hangen ze zelfs zo nauw samen, dat je ze onder één noemer kunt vangen, en daarmee en passant ook de huisartsen kunt meenemen. En die noemer is nabijheid.
Als journalist en stadsonderzoeker concentreer ik me al lang op het snijvlak van stedenbouw en infrastructuur, twee werelden die elkaar diepgaand beïnvloeden, maar die helaas meestal met de ruggen naar elkaar staan. En nabijheid is nu juist het punt waar ze elkaar raken.
Nabijheid betekent letterlijk dat werk en scholen, parken en winkels, bibliotheken en gezondheidszorg nabij zijn, dat je er te voet of op de fiets naartoe kunt. Hidalgo, de burgemeester van Parijs, noemt het de 15-minutenstad.
Nabijheid is een principe waaruit de vijf strategische keuzes van Amsterdam voortvloeien. Ik loop ze langs:
- Meerkernige ontwikkeling = check, je moet zorgen dat iedereen een centrum in de nabijheid heeft
- Groeien binnen grenzen = check, dit is per definitie een kwestie van nabijheid
- Duurzaam en gezond bewegen = check, als alles nabij is, heb je geen auto nodig en wordt er dus meer gelopen en gefietst
- Rigoureus vergroenen > check, ook groen moet nabij zijn.
- Samen stad maken > check, je moet werken met en voor de mensen die het aangaat, die dus inhoudelijk en fysiek nabij zijn.
En de noodzaak voor betaalbare huisvesting voor huisartsen? Dat is ineens geen detail meer op pagina 153, maar vloeit rechtstreeks voort uit het principe van nabijheid.
Nabijheid is bovendien niet voorbehouden aan de stad Amsterdam, het principe moet net zo goed het uitgangspunt zijn voor de plaatsen in de regio.
Groot-Amsterdam
Nabijheid is, zoals gezegd, rechtsreeks verbonden met het thema van vanmiddag, duurzaam en gezond bewegen. Mij is gevraagd om vanuit de regio naar dit thema te kijken, en dan is het goed om de kaart erbij te pakken.
Dit is de hoofdkaart uit de Omgevingsvisie en die valt samen met de MRA. Het is dus een bestuurlijke kaart. Denkend vanuit nabijheid heb ik een cirkel van 25 kilometer getrokken, een afstand met een elektrische fiets binnen handbereik komt te liggen. Fred Feddes liet in een essay zien dat Groot-Amsterdam al eeuwenlang deze maat heeft. Hij verzet zich overigens ook sterk tegen zo’n plompe cirkel.
Twee vragen:
- Wat doet Lelystad in de Omgevingsvisie van Amsterdam?
- Hoe kan het dat er een forse taartpunt in de Omgevingsvisie ontbreekt?
Daisy en Martijn
In plaats van de MRA zou Groot-Amsterdam uitgangspunt moeten zijn van ons denken en handelen. Stad-Forum, een denktank van de gemeente, doet op dit moment onderzoek naar Groot-Amsterdam. Op vijf locaties is een proefboring gedaan, ik heb Uithoorn voor mijn rekening genomen. En daar kwam ik Daisy en Martin tegen. Zij is 23 en geboren Uithoornse, hij is 25 en geboren in Aalsmeer.
Ze hebben allebei in Amsterdam gestudeerd, ze wonen nu in Uithoorn en ze werken in Aalsmeer, op 15 minuten fietsen van hun werk. En ze hebben twee auto’s. Twee. En al hun vrienden, vertelden ze, hebben ook een auto.
Het is heel menselijk voor de opstellers van een visie om de eigen leefwereld als uitgangspunt te nemen: alles op de fiets en het ov, af en toe een auto huren of delen. Volgens het CBS is Amsterdam inderdaad koploper ‘geen auto bezitten’, gemiddeld een halve auto per huishouden, tendens dalend.
Maar in Uithoorn is dat 1,17, tendens stijgend.
En in Almere is dat zelfs 3,05 en de tendens van de afgelopen twee decennia was sterk stijgend. Almere staat in Nederland inmiddels op de tweede plaats qua autobezit.
Ik denk dus dat het goed is om Daisy en Marijn in je achterhoofd te houden als je naar Groot-Amsterdam kijkt.
Verkeerskundig bureau Goudappel Coffeng maakte voor het boek De Mobiele Stad een plaatje van Nederland naar de dominante vervoerswijze. Blauw is ov- en fietsland, geel is tussenland en rood is autoland.
In Groot-Amsterdam vind je dus flinke stukken autoland, bijvoorbeeld delen van Almere, Aalsmeer, Zwanenburg en Waterland. En nog veel meer tussenland.
Als we Groot-Amsterdam en de Groot-Amsterdammers serieus nemen, moeten we autoland en ov-land met elkaar verbinden.
Hubs
De Ontwerp Omgevingsvisie onderkent de auto-afhankelijkheid in de regio, maar naar mijn mening worden er onvoldoende consequenties aan verbonden.
Hier het kaartjes met de verschillende soorten hubs waar mensen van het ene vervoermiddel op het andere over kunnen stappen: stadshubs, logistieke hubs, regionale hubs. Het lijkt heel wat, maar laten we eens beter kijken.
Neem bestaande regionale hubs als de Spinnerij in Amstelveen: een afgetrapt parkeerplaatsje waar je op de sneltram kunt stappen. Of neem P+R van Diemen, die niet bij het station ligt waar ook de metro stopt.
En de nieuwe dan? Op de kaart zijn er zeven potentiële regionale hubs ingetekend. Maar als je dan bij de reserveringen kijkt, en daar wordt het natuurlijk pas menens, dan vind ik er maar drie terug. Waarvan een vreemd genoeg niet op het kaartje voorkomt, namelijk de hub kruising A5 – Osdorperweg.
De A5? Ja, de A5. Dat is, voor de niet-autorijders onder u, de weg die samen met de A9 sinds een paar jaar een tweede ring rond Amsterdam vormt.
Omdat al die nummers bijna niemand wat zeggen, heb ik die in Het Parool ooit voorgesteld om die de A11 te dopen, zodat mensen ook wéten dat er een tweede ring is.
Om Groot-Amsterdam tot een samenhangende regio te maken, moet de mobiliteit ook buiten de stadsgrenzen op orde komen.
Met de stadsstraten en stadslanen wordt in de Omgevingsvisie een enorme stap gezet. Geen sociaal-onveilige fietssnelwegen meer, maar gemengde straten gaan de barrière slechten die bijvoorbeeld Duivendrecht en Diemen nu nog vormen tussen de stad en de Bijlmer.
Een doorwrochte visie als op de stadsstraten, die gebaseerd is op nabijheid, moet er ook komen voor hubs.
Ruimte en Duurzaamheid zou zich, met mensen als Daisy en Martijn in hun achterhoofd, moeten buigen over vragen als: hoe verbind je stad en ommeland? Kunnen hubs daarbij helpen en waar zouden die dan moeten komen? Nabij wat? Kun je bijvoorbeeld de stations van Almere, Breukelen en Zaanstad beter benutten? Want ook bij hubs draait het om nabijheid.